Toezicht op de waterschappen Na de watersnood van 1916 werden vooral de Zuiderzeedijken tussen Hoorn en Durgerdam met een binnenberm verzwaard ter verbetering van de stabiliteit. Grond als (meer) tegenwicht versus de druk van het water. Noord-Holland hield aan de winplaats voor klei de diepste polder over: de Etersheimerbraak. Zes meter heneden nap! steunbermen. Door dit alles kon meer stabiliteit worden opgebouwd tegen verzakken en scheuren. Ook de politiek zat niet stil. De voorstanders van de afsluiting en gedeeltelijke drooglegging der Zuiderzee grepen hun kansen met beide handen. Het (derde) wetsvoorstel-Lely was het resultaat. In De Ingenieur van 5 februari 1916 is een interessante ontboezeming opgenomen van de hand van dr. ir. V.J.P. de Blocq van Kuffeler, directeur van het Zuiderzee-bureau te Hoorn en later hoofdingenieur van de Zuiderzeewerken. Hij schrijft daar: 'Op tal van plaatsen waar de dijken ernstig beschadigd waren is onmiddellijk en met groote kracht het herstellingswerk begonnen onder leiding van de leden der betrokken waterschapsbesturen en ik heb door deze mannen met groote energie en volharding werk zien verrichten dat eerbied afdwingt. Groote plaatselijke bekendheid met toestanden en personen en overwicht in de betrokken streek staan hun daarbij ten dienste. Maar toch drong zich daarbij de gedachte bij mij op, dat vooral in zulke tijden de inrichting van het waterstaatsbeheer bij ons te lande ook nog wel feilen heeft. De leden der water schapsbesturen zijn geen deskundigen en in de critiekste oogenblikken zijn de meest vitale belangen van uitgebreide landstreken in hun handen. De vreemdste theorieën hoort men omtrent het dijkswezen verkondigen en het is geenszins uitgesloten dat eens ergens maat regelen genomen worden nadeelig voor het waterkerend vermogen van den dijk, of dat het treffen der nood zakelijke maatregelen achterwege blijft. Ik trof bijvoorbeeld een heemraad aan, die meende weldra het werk te moeten staken omdat de afgeschoven grond verwerkt was. Het was hem onbekend dat hij onverwijld aarde kon doen halen van particulier terrein.22 Herhaaldelijk vroeg men op de door mij bezochte dijken mijn oordeel over genomen maatregelen, want, zeide men, wij zijn niet deskundig en willen gaarne weten of het goed is wat wij doen. Zelf voelt men dus ook wel degelijk de behoefte aan beter geschoolde technische leiding, In ernstige tijden als thans doorleefd worden, is dan ook de positie van den ingenieur van den Rijks waterstaat wel zeer eigenaardig; hij is ambtenaar in dienst van het breede oppertoezicht en kan niet veel beters doen dan met een deelnemend gezicht langs den dijk wandelen en enkele welwillende en bemoedigende opmerkingen maken, terwijl hij als deskundige daar werken ziet uitvoeren door menschen, die zelf niet deskundig zijn en de behoefte aan deskundige leiding gevoelen. Hoewel in mindere mate, bevindt de ingenieur van den provincialen waterstaat zich in een soortgelijke positie, Dr.ir. V.J.P. de Blocq van Kuffeler (rechts) tezamen met ir.J.A. Ringers (links) en de minister van Waterstaat mr. P.J. Reyrner op werkbezoek aan de Zuiderzeewerken (circa 1932). 13

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 1992 | | pagina 13