S'GRIJK ran NEDERLANDEN De watersnood van 1825 trof het hele Zuiderzeegebied. Friesland kreeg er het ergst van langs. Van de Dijksvereniging van de Noorder IJ en Zeedijk bleef de voorzittershamer bewaard. Hij werd op 23 februari tgii aangeboden aan voorzitter D. Kraaij Jz. ter gelegenheid van diens 70ste verjaardag. Collectie Hoogheem raadschap Noordhollands Noorderkwartier. Foto Kees Blokker. gekomen. Waar bemoeiden de Staten zich eigenlijk mee? De waterschappen voelden nattigheid en stonden op hun historische rechten. Bovendien werd de voorgestelde financiële regeling door eenieder als onbillijk ervaren. Het resultaat van het taaie verzet was de oprichting in 1859 van de 'Dijksvereniging van de Noorder- IJ en Zeedijk', een vrij losse federatie van zelfstandige waterschappen met aan het hoofd de zogenaamde Commissie voor de Loopende Zaken, dat wil zeggen een college, benoemd uit en door de hoofdingelanden. Niet eens een gemeenschappelijk dagelijks bestuur van dijkgraaf en heemraden!!19 De watersnoodramp van 4 en 5 februari 1825 had anders aanleiding genoeg kunnen en moeten zijn om tot veel verder gaande maatregelen over te gaan. Ooggetuigen meldden in dat jaar de ene ramp na de andere. 'Te Egmond sloeg wel dertig voet gronds weg, zoodat eene herberg daar gebouwd, Duin- en Zeegezigt genaamd, instortte. Maar het ergste vreesde men voor het van duin ontblote gedeelte, inzonderheid tusschen Petten en het Kamp, waar de belangrijke zeewering van het Honds bosch inderdaad de grootste schade leed. De dijk, onder den naam van Zanddijk bekend, en waarop alles aankwam, ging tot op twee roeden te niet, en verloor op vele plaatsen zijne geheele steenglooijing, terwijl ook het zoogenaamde Pomphuis wegsloeg. Den Helder liep groot gevaar. De geheele bevolking kwam op de been, en men •f 4*» 5. 4. J n f Ftirur^ ili: NOORDELIJK GJLBÏKI.TE 10

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 1992 | | pagina 10