3 ypTlu'den
-oh
Het getij mechanisme van het
Marsdiep; de Zuider- en Noorderhaaks-
gronden en de buitendeltageulen in
hun historische ontwikkeling
1Husum
Cuxhaven
^rh^Wlhelmshm
IILoEmden
Bremerhaven
Hamburg
■Terschellini
Bremen
St DenHe/der
'SS s
Dover^J 1^2 a A
Antwerpen
Dünkirchen
Cromer6-
2.p>
G- Yarmouth q
irwichY,
Hoek van Holland
/i.i /1.0/9
/9
H W
Helgoland
-4h
14 m
2 óm i
H W
Vlissingen
5h
45m
4 3m
H W
1 mmingham
0h
51 m
i 6 Om
H W
Aberdeen
5h
26 m
(3 5m.
H W
Dover
-4h
35 m
(57 m
H W
Devonport
1 h
06m
l 4 8 m
H W
Brest
2h
42 m
6 Om
H W
Cobh
1 h
18m
3 7m
H W
Liverpool
-4h
40 m
8 3 m
H W
Stornoway
23m
4 Om
De vloed nadert het Marsdiep uit twee richtingen, uit het
zuid- en uit het noordwesten. Beide vloedbewegingen
ontmoeten elkaar ten noordwesten van Texel, waar zij op
een diepte van 10-20 m onder de zeespiegel elliptisch
roterende stroombewegingen veroorzaken met het
centrum ongeveer op 53-6° noorderbreedte en 3.6°
oosterlengte, die zich oostwaarts naar de Duitse Bocht
bewegen (afb. 13). Het effect van de getijbewegingen 111
de mengzone is een landwaarts gerichte stroom langs de
zeebodem en een zeewaarts gerichte oppervlaktestroom.
Dit vindt zijn oorzaak 111 het leit, dat het onder invloed
van de uitstoot van de grote rivieren minder zoute water
uit zuidelijke richting zich boven het zouter uit noord
westelijke richting opkomend getijwater beweegt.2'
AFBEELDING 13
Twee fasen van de getij dencyclus in de
Noordzee. Bron: Atlas der Gezeitenslröme
für die Nordsee, den Kanal und die
Irische See; Rostock, 1968.
1 De vloed zet op in de Zuidelijke
Noordzee, terwijl de eb nog loopt uit
de Duitse Bocht (twee uur na
de doorgang van de maan door de
meridiaan van Greenwich).
2 De eb trekt zuidwaarts terwijl de
noordelijke vloed nog doorstaat tot in
de Duitse Bocht (zes uur voor de
doorgang van de maan door de
meridiaan van Greenwich).
Verklaring pijlen en cijfers
1.2 snelheid 1,2 zeemijlen per uur
snelheid 0,5 zeemijlen per uur
13