4C Pom
In j 799 stookten de invasietroepen het houten pomphuis op voor hun
kampvuren en het bereiden van voedsel. Het pomphuis? Ja. Het stond
op de Waker en hier werd zeewater naar de waterschepen gepompt die
achter de zeewering lagen en die vervolgens hun lading naar de
zoutziederij in Alkmaar brachten. De Hondsbossche was daar toen
maar 5,20 m hoog. Nu ligt er een dijk - i1,5 m hoog! - verder
landinwaarts. Zie ook de bijgevoegde kaart van onze uitgave 5, uit
1715. De illustratie hiernaast is een detail van een kaart uit 1714,
gemaakt door dezelfde landmeters, Antonij Velsen en Maurits
Walraven. Op een nog oudere kaart, uit 1625, zien we geen pomphuis,
maar wel een goot. Deze liep een eind omhoog in zee door. Hier werd
het zeewater opgetakeld, dat dan naar de waterschepen afliep. Zo'n
gootconstructie was stormgevoelig, vandaar de vervanging door een
pomp. De hevige storm van februari 1825 vernietigde het gebouwtje
nogmaals.
Andere en goedkopere manieren van zoutwinning waren later oorzaak
van definitieve verdwijning.
't Steen hooft"
en na een drietal jaren zou het gemeenlandshuis zelf
ook onder de zeewering zijn verdwenen. En dan zoveel
kosten maken!
De werkzaamheden aan de zeewering en dijken gaan
maar liefst 68.900 bedragen.
De gestolen zeilen en gewichten moeten worden
vervangen.
Het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafsen Volks zal
de rekening worden gepresenteerd.
Het gepachte hooi- en rietgewas heeft niets opgeleverd.
Verder van huis zetten Wouter van den Ramhorst en
Jan Willem Roelofs, pachters van de Hondsbossche Sluis
in Zaandam, enkele malen hun klachten op papier.
Zij hebben weinig schutgelden gebeurd en moesten wel
klaar staan, dag en nacht nog wel, om zonder vergoeding
Bataafse manschappen en hun goederen te schutten.
Daarom bepleiten zij vergoeding, maar krijgen die niet.
Er zijn trouwens meer klagers die hulp nodig hebben.
De municipaliteit van Schoorl en Camp richten zich
tot de dijkgraaf, hoofdingelanden, hoogheemraden en
waardsmannen van de Hondsbossche.
H. Hoogwegen, president en J. Nierop als secretaris
melden 'dat zij door de ramp des oorlogs welke zo
jammerlijk gewoed heeft in de ongelukkige en
allerdeerniswaardigste toestand zijn gebracht. Door
plunder, verbranden en vernielen van huizen en
gebouwen, het beroven en wegvoeren van vee, het
vertrappen en vertreden van veldvruchten en het
verbranden en vernielen van hun watermolens, waardoor
hun landerijen onder water zijn gezet en wat verder
door de alvernielende oorlog is veroorzaakt 't gaat alle
verbeelding te boven zijn de ingelanden niet in staat
de omslag voor 1799 op te brengen'.
Wat vragen zij? Financiële en andere steun en hulp?
Vragen zijn kwijtschelding van betaling van de omslag?
Nee, met verschuldigde eerbied, vragen zij alleen voor
minstens één jaar uitstel van betaling.
Dat kregen zij, maar in 1805 moest het achterstallige wél
Worden ingelopen en in 1808 stond een deel van het
land nog onder water. Geld voor de herbouw van de
molen was er niet.Simon Jonker, president van
de municipaliteit van Groet en Cornelis Blom, secretaris,
ondertekenden eenzelfde verklaring en verzoek.
De landelijke overheid zag hier geen taak en de lief
dadigheid schoot tekort.
G .y #f y tï.
n