Goot
De Kruyn vanden Honds-BofKeher,1
Waalccr J)yk
De stroschuur op de Dromerdijk en alle grenen houtwerk,
klaarliggend voor de vernieuwing van de Dromersluis,
waren met de woningen van de opzichter en de arbeiders
vernield en verbrand.
En de Slaperdijk? Aan de noordzijde van de sluis tegen de
Schoorlse zeedijk was door de Engelsen een batterij
opgericht. De meeste dekbalken van de sluis en het dek zelf
waren daarvoor gebruikt. Erger nog, het valschut en de
deuren bleken te zijn weggenomen en als bruggen in
de Zijpe benut. Nog erger was dat de Engelsen voor de
batterij een coupure hadden gemaakt van 19 voet breed tot
beneden het maaiveld. Dat was dus na het bestand. De
Fransen hadden aan de andere zijde van de Slaper er ook
een gemaakt van twaalf voet breed en vijf a zes voet diep.
Op vier plaatsen had de Slaper zijn funktie verloren, want
aan de westzijde zag de secretaris het overblijfsel van nog
een batterij met een uitgraving ook dwars door de dijk
heen, die zeven a acht voet breed was en vijf voet diep.
Was de zeewering zelf er beter afgekomen? Nauwelijks.
Zoveel troepen waren heen en weer er langs getrokken dat
het hele zandlichaam 'wit en rauw' was geworden. De hele
duinregel, waaruit de zeewering bestond, zou later met
veel moeite lange, strenge winter en hoge prijzen weer
met bossen stro worden beplant. Tussen de huizen van de
Hazepolder en de zeewering en verder tot Camperduin toe
was zelfs geen passage overgebleven.
Het pompstation (dit pompte water uit zee naar de zout-
schepen voor Alkmaar, die in de vaart achter de
Hondsbossche lagen) was in vlammen opgegaan. Ook daar
hadden de Engelsen een batterij geplaatst, met een uit-
graving dwars door de zeewering heen, tot niet meer dan
twee a drie voet boven de hoogwaterlijn. Bij paal 9 had
de secretaris nog een kleine uitgraving gezien die drie a vijf
voet diep was en verschanst met keistenen van het stenen
hoofd. Acht vierkante roe was daarvoor uitgebroken.
Bij paal 18 bevond zich nog een kleine uitgraving van drie
a vier voet diep en even breed.
Bij Camperduin hadden de Fransen een batterij opgericht.
Een sleuf aan de noordkant was klaar voor een doorbraak
bij de eerste de beste storm (zie illustratie en kader op
blz. 14). Goddank waren de hoofden terplaatse
ongeschonden gebleven op wat stormschade na.
De gevolgen
Het bestuur van het hoogheemraadschap van den Honds
bossche en Duinen tot Petten had met veel moeilijk
heden te kampen. Veel omslagen uit vroeger jaren waren
nog niet binnengekomen. De belangrijkste aannemer,
Alewijn Duybus, was failliet gegaan en burger G. Mattheus
van de Schager en Niedorper Koggen had het college
voor dieven uitgemaakt.
Door de lange en strenge winter vergaderde het bestuur
pas weer op 28 maart 1800. Toen bleek dat voor het
nodige stro ongehoord hoge prijzen werden gevraagd en
hetzelfde gold voor het hout. Een grote partij werd boven
dien afgekeurd. Een schip met rijs geladen, van schipper
Willem van Eek uit Sliedrecht, was gelukkig onderweg.
Elf a twaalf duizend gulden zou nodig zijn om het
gemeenlandshuis te repareren en te restaureren.
Weggegooid geld? Dat was nu de vraag. Drie huizen naast
de deur waren al onder het zand geraakt en afgebroken
10