De voorvermelde gegevens konden aan de hand van de
gevonden aardewerkstukken worden geplaatst in de
zogenaamde Ijzertijd die wordt gesteld van ongeveer 700
jaar voor Christus tot Christus geboorte.
Sinds kort is de datering van een deel van deze scherven
nader gepreciseerd door de heren P.J. Woltering en
R.M. van Heeringen, beiden van de Rijksdienst voor
Oudheidkundig Bodemonderzoek (rob). Hierbij gaat het
om materiaal uit de late Ijzertijd (circa 300 tot 100 jaar
voor Christus).
Voor belangstellenden in de geschiedenis van het land
schap in ons gebied werd hiermede een goede stap vooruit
gedaan. Te Camperduin waren dus voorouders van latere
generaties die de kwelders in de buurt gingen gebruiken.
Het optreden van de mens in het begin van de jaartelling
in oostelijker oorden komt meer overeen met dat op de
Harger kwelder dan we weten van Camp. Het gaat daar
ook om laag gelegen gebied waar vondsten en waar
nemingen werden gedaan vooral tijdens de ruil-
verkavelingswerken in het Geestmerambacht gedurende
de jaren 1960—1968. In de westelijke helft van die landen
nabij de dorpen Eenigenburg, Krabbendam en
Schoorldam (maar niet zo ver als Warmenhuizen), werden
op vele plaatsen oude Friese aardewerkstukken gevonden
en soms zelfs hele potten, afkomstig van menselijke
activiteiten. Een enkele maal - vooral te Eenigenburg -
waren daar stukken van mooi Romeins aardewerk bij.
Deze stukken waren afkomstig uit Oost-Gallische
fabricagecentra, onder meer uit Trier en zijn weten
schappelijk gedateerd in de 2de en begin 3de eeuw na
Christus. Rekening houdend met een vrij lang gebruik
van het mooie goed kan aangehouden worden dat de oude
bevolking tot ongeveer het eind van de 3de eeuw na
Christus in de aangegeven streek verbleef. De waar
nemingen wezen uit dat waarschijnlijk alleen nabij
Eenigenburg een plaats was waar blijvend gewoond werd,
maar dat in het overig deel van het westelijke tegen
woordige ambacht de velden werden benut voor seizoen
beweiding door mensen die hun vaste woonplaatsen
hadden op de hogere zandgronden.
De vondsten komen voor in en op een vrijwel op gelijke
hoogte gelegen niveau dat bestaat uit veenresten en klei-
houdende veenmolm of vaste basiskoek van een
geërodeerd dikker samenhangend veen, dat in de lage
delen van geheel Holland over grote oppervlakten
voorkwam; het zogenaamde Holland-veen. De vondsten
kwamen ook uit met veenmolm gevulde kuiltjes en
putten die door het veen werden gegraven.
Hondsbossche Zeewering 24 januari 1954.
Klei plaat voor de teen van de dijk
bij zeer laag water. Toen bij dijkpaal 40.
De indruk bestaat dat het Holland-veen in de genoemde
streek niet bijzonder dik is geweest. Het kan zijn dat de
laag door overvloeiingen reeds vruchtbaarder was
geworden wat occupatie bevorderde. De veenbasis rust op
een wadformatie die in de wandeling gewoonlijk de oude
blauwe zeeklei wordt genoemd. Tengevolge van sterk
toegenomen overlast van inundatiewater breken na de 3de
eeuw na Christus de activiteiten van mensen in de
beschouwde oostelijke landen volledig af.
Bij vergelijking zien we dus in de lage landen in de
aangegeven tijden oostelijke moerassige veenvelden van
ongeveer gelijk niveau in gebruik, maar direct achter de
kust het benutten van gedurig opwassende kwelders.
3 Het kweldergebied in het einde
van de 3 de eeuw na Christus.
Karakteristiek verschil met de streek
ten oosten (afb. 7)
Het is niet mogelijk een beeld te geven van de omvang van
het zeer vroege kweldergebied ter plaatse van de Honds
bossche en de tegenwoordige Hargerpolder waar de oude
Friezen kwamen. Het zal aan de westzijde en de zuidzijde
ingesloten geweest zijn door een binnenduinvoet waar
geen begrenzing voor kan worden aangegeven.
Aan de westzijde kan worden gedacht aan langzaam door
overstuiving transgrederende duinen over het lage land.
Op gunstige plaatsen kunnen aan de voet daarvan mensen
hebben gewoond. Van het karakter en de plaats van een
gordel van duinen die eens zal hebben bestaan zeewaarts
van de Camper duinen en de Hondsbossche weten we
eigenlijk niets. We weten geen goede raad met die
vreemde staart die vanaf het grote complex van Schoorlse
duinen noordwaarts was gericht. Toen men aan dit kust-
gedeelte door de nood gedwongen aandacht moest gaan
geven was in de 14de eeuw na Christus van die formatie
nog maar een afgetakelde strook van lage duintjes over.
Schoorl (1982) rekent voor een periode van 40 jaren in die
eeuw met een kustafname van 200 m. Het gaat dus om
6
AFBEELDING 7