i De beschrijving van oud-Friese
activiteiten uit de iste tot en met de
3 de eeuw na Christus in de
Hargerpolder (afb. 1)
De mens uit deze kuststreek had al vroeg de mogelijkheid
de lage landen zoals ze toen waren in te trekken en zich ten
nutte te maken. We weten daarvan het volgende.
Het is een dertigtal jaren geleden (1951—1955) dat wijlen
Jan Pool en deze schrijver speciale aandacht gingen
besteden aan de Hargerpolder. In die dagen beoefende
Jan met zijn zoon de akkerbouw op een perceel aan
de oostzijde van de Houtendijk (beter Oudendijk).
Bij zijn werkzaamheden ontdekte hij, onder meer bij het
verdiepen van een greppel, enkele oude aardewerkstukken,
die konden worden gezien als inheems Fries goed uit de
Romeinse tijd. De volgende paar jaren werd getracht van
dit soort vondsten meer te weten te komen en het
voorkomen in de bodem beter te bepalen. Dat leidde tot
het verrichten van grondboringen in een groter gebied en
het graven van twee proefkuilen op het aangegeven
perceel. De graverij voor de laatste ontsluiting in 1955
leverde de volgende waarnemingen op die in finesses
dienen te worden beschreven (afb. 2 en 3), omdat ze een
kardinale plaats in het verslag vormen.
B8KBÜ&
■3"<>ssS!!S
'M'ttSSSsïïS
2 m
PROEFKULL HARGERPOLDER BIJ OUDENDIJK
scherven
0,47 m
bruingrauwe grond;
bouwvoor
0,80 m
0,97 m
1,10 m
losse gelige klei
met roestvlekken;
enkele scherf
1,40 m
harde,
blauwgrijze klei;
enkele scherf
-1,75 m vivianiet
donkere klei;
enkel stuk veen
—0,60 m
veel scherven;
rood gruis;
donker
1,00 m
vegetatie —1,35 m
1,70 m
doorwortelde klei
met rietresten
-2,90 m 1
maten ten opzichte
van nap
0,50 m
kleine scherven;
ran ds tukken;
bodem
—0,30 m
maten ten opzichte
van maaiveld
o
maaiveld
-2,20 m veenbasi
- 3.40 m