De bovenzijde van de dragende kleilaag is soms zeer onregelmatig van vorm wat wijst op uitschuring door water bij de zandaanvoer. Ook de bovenzijde van het zand is onregelmatig en hobbelig. Bij uitzondering heeft het zand een ingesloten kleistuk of een slibfilmpje ertussen met kleine schelpdoubletjes. Soms geulvorming met oeverwalletjes. Het is duidelijk dat de opvallende zand platen niet te maken hebben met overstuivingen. Overstuivingen kunnen voorkomen als meer regelmatig uitlopende tongen vastgehecht aan hogere zandgronden. Ook blijven buiten beschouwing de witte zanden in de ondergrond ten oosten van 'Buitenduin' te Schoorl omdat deze van ander karakter en oorsprong zijn. Het is aannemelijk dat het hier gaat om afzettingen van vrij krachtige stromen waarmede de ingetreden periode van grotere overstromingen van de Duinkerke in transgressies werd ingezet. Het bewijs van de verhoging van de intensiteit van inundaties vanaf de iode eeuw na Christus, ook in het nabijgelegen ambacht, blijkt uit het feit dat op vele plaatsen de vroege middeleeuwers het daar niet konden houden. Samenhangend hiermede was de opgraving door de rob in 1977 in de terp Hartendorp te Warmenhuizen leerzaam. Blijkbaar noodgedwongen was men daar vóór het opwerpen van deze hoogte in volle omvang, al van vóór de 1 ide eeuw na Christus, begonnen met eerste ophogingslagcn (Woltering 1982). De oorsprong van de zanden is niet eenvoudig te verklaren. Uit het zuiden van de Hargcrpolder is het zand niet bekend. Dus daar is het niet gepasseerd. In het noorden op een lage plaats langs de Mosterdweg is enig zand waargenomen. Of met deze vage aanwijzing ook nog gerekend moet worden met zandaanvoer uit het noordwesten, richting Groeterpoldcr, valt niet te zeggen. Aannemelijker lijkt het dat de uitstulping van de hoge zandgronden van Groet tot in het lage land door de water stromen werd aangesneden en deels medegevoerd (afb. 11). De zandplaten werden vervolgens geleidelijk in tijden van minder hevige waterbewegingen bedekt door de bovenste kleilaag. Die klei is dan ook onderin soms nog zanderig gelaagd. De jongste klei met teelaarde aan de oppervlakte is van ander karakter dan de op het veen aangetroffen donkere humcuze zepige afzetting met enige schelpen. Nu hebben we te maken met een meestal licht geelgrijze soms meer zavelige klei die weinig schelpresten bevat. Dit zijn de gronden die De Roo op zijn bodemkaart aangeeft in soorten van 'Pikklei' en 'Rekereklei'. 6 De oude landen bij het inbraakgebied opnieuw weer rijp voor menselijk bedrijf De oude kwelders achter de duinenstrook opgewassen uit fijne, vette, zo goed als schelploze kleien, waarop de oude Friezen verkeerden, zullen dikwijls onder de stromen van woelige wateren hebben geleden die gingen optreden na de 3de eeuw na Christus en vooral weer opnieuw na de 9de eeuw na Christus. Deze formaties maakten gedurende een kleine duizend jaren een proces door van versnijdingen door geulen en onthoofding van vlakken. Maar ook van opwassen van platen. Een kenteken van een voormalige slenk kan nog worden gezien in de tegenwoordige Mientsloot met het daarbij gelegen lager land. Bij iedere ernstige inundatie in die lange periode tot en met zelfs de inbraken in historische tijden in de Schoorlse Zeedijk zal materiaal verplaatst zijn. Zo zijn er nu plaatsen achter de Hondsbossche ten zuiden van de kleiputten - het huidige vogelreservaat - rijk aan zeeschelpen. Ondanks al deze gebeurtenissen kan worden aangenomen dat de oudste kwelderlichamen grotendeels behouden bleven en het eerst rijp waren om Harger- en Groeterpoldcr te worden zoals ze nu zijn. Gekenmerkt door de zeer onregelmatige perceleringen, die inzicht geven in het bewogen ontstaan met oude dijkjes, die een vaksgewijze inpoldering doen veronderstellen. Alleen de zuidwesthoek van de Hargerpolder heeft in vergelijking tot de rest een regelmatiger percelering. Dit kan worden verklaard doordat tijdens inbraken het erosief door de vloeden verkregen materiaal van wadden en kwelders daar in een dode hoek werd geveegd. Dergelijke processen kennen we ook uit Zeeland na de gevolgen van de watersnoodramp van 1953. Een ander punt dat aandacht vraagt is het grote verschil in perceehndeling van de combinatie Harger- en Groeterpolder ten opzichte van de aangrenzende zuidelijker Grootdammerpolder. De laatste vertoont al een meer moderne indeling met rechthoekige percelen en rechte wegen die belangrijk jonger lijkt dan de op het oude stramien van geulen en hoge en lage delen geënte vormen van Hargen-Groet. Historische gegevens van het ontstaan van Grootdam met zijn Tarruwdijk (de 'Grote Dam') zijn niet bekend. Deze landen bleven langer een veengebied, dat pas aangetast werd en tot wadden en later tot kwelders omgebouwd werd na de 3de eeuw na Christus, door het toenemen van vloeden. 7 Historische tijden vooral met betrekking tot het grootgrondbezit van de abdij van Egmonci De besproken landen zijn dan in het stadium gekomen dat ze meer dan gewone aantrekkingskracht gingen uitoefenen op de bevolking. Het lijkt goed voor de geschiedenis van Hargen en zijn polder in herinnering te brengen, dat het daar ging om uitzonderlijke belangen in vroege tijden. We weten A ALGEMEEN II

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 1985 | | pagina 11