4cL f Stormvogel langs onze kust draagt een onregelmatig karakter. Dat komt waarschijnlijk door een samenspel van zwaarweer-factoren gedurende geruime tijd daarvoor. Het aantal waarnemingen varieert van 10 tot 50 exemplaren per jaar. Een uitschieter tot nu toe was 1962, toen enkele duizenden noordse stormvogels op onze kust aanspoelden. Het zijn echte oceaanvogels, die buiten de grenzen van het vasteland leven. Zeelui noemen hem mallemok. Hun voedsel bestaat uit vissen, inktvissen, kreeft-achtigen, gevleugelde insekten en pijlwormen die in grote verscheidenheid en op verschillende manieren worden gegeten. Bovendien eten ze krill (een dierlijk plankton) en uitwerpselen van zeehond en walvis. En niet te vergeten, kwallen. Iedere soort vogel is gespecialiseerd in het bemachtigen van een bepaald type voedsel. Het Vale Stormvogeltje bijvoorbeeld bemachtigt al vliegend en watertrappend zijn voedsel. Dat bestaat uit fijn oppervlakte-plankton zoals kreeft-achtigen, vleugelslakjcs en heel kleine inktvisjes. De Noordse Pijlstormvogel vangt zijn voedsel juist tijdens y V' i1 r~rrc^c yton/tCwec?rtAJ onvermoeid aangehouden zeilvluchten, laag scherend over de golftoppen en door de diepe golfdalen. Bij uitzonde ring ook zwemmend of duikend. Soorten zoals de Kleine Alk eten geen vis, maar alleen dierlijk plankton. In de arctische streken worden de randen van de steile rots kusten door tienduizenden, ja soms door meer dan honderdduizend zeevogels, bewoond. In de broedtijd aan de vaste wal hebben zij hun natuurlijke vijanden zoals zeearenden, roofmeeuwen (de jager-soorten), de grote meeuwen-soorten en niet te vergeten de mens. Er zijn ook vogels, die in het win ter-halfjaar de oceaan optrekken, bijvoorbeeld de Vorkstaartmeeuw, of de ook bij ons bekende Drictccnmccuw. Ook de grauwe- en rosse franjepotcn zijn in de winter op volle zee levende vogels. Zij blijven dan in grote groepen bij elkaar, 's Zomers broeden zij in moerassige toendra's, liefst dicht bij de kust. Op Spitsbergen, IJsland, Bereneiland, Nova Zcmbla, maar ook in Noord-Siberië en Noord-Amcrika. Vrijwel binnen de poolcirkel. De franjepotcn trekken in groepjes langs onze kust. Rosse franjepotcn vanaf half september tot half februari, grauwe franjepotcn vanaf half augustus tot eind oktober. In het zomerkleed, bij beide soorten franjepotcn, zijn de vrouwtjes het mooist. De mannetjes hebben meer een schutkleur. De vrouwtjes leggen de eieren, terwijl juist de mannetjes ze uitbroeden. Vandaar! De mannetjes verzorgen bovendien de jongen. Soms zijn ze in ondiepe plasjes langs de kust waar te nemen. Ze drijven hoog liggend op het water en draaien al zwemmend steeds in het rond. Door het wervelende water komen slakjes, wormpjes en insekten omhoog en worden dan opgegeten. Ze zijn heel vertrouwelijk, maar als ze fourageren, zijn ze wel heel dicht te benaderen. Ik kan me nog herinneren dat wc grauwe franjepotcn wilden vangen. 4

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 1984 | | pagina 4