B* 'X
^tï'ctnèóojcrer
probeerde ik hem te vertellen dat die 'vodjes' alleen
insecten en kleine zeedieren, zoals kreeftachtigcn en hele
kleine visjes eten. Hij was ondertussen klaar met het
gerommel aan zijn hengel en we stonden weer stilzwijgend
naar de zee te staren.
Toen ik informeerde of hij met zo'n mooie hengel eigenlijk
wel wat ving, werd onmiddellijk duidelijk dat ik mijn
vraag verkeerd had gesteld. Hij reageerde scherp: 'Uit
principe gooi ik alle vis die ik vang weer in zee terug
meneer'. 'Wat voor vis vangt u hier eigenlijk?', vroeg ik
hem op vergoeilijkende toon. 'Nu in het voorjaar meest
platvis, zoals scharretjes, schol en bot meneer. Ik vis zelf
meestal op schol'. Hoewel ik geen woord gezegd had
vervolgde hij: 'Meneer geloof me, bot vangen is niks. Die
zijn tc dik en te vet. Trouwens een schol smaakt beter,
vooral als ie gebakken is. In de zomer zit ik op makreel en
vanaf oktober tot en met maart vis ik op gul'. Voorzichtig
vroeg ik hem wat gul eigenlijk was. 'Een klein
kabcljauwtjc meneer, tot zo'n vijftig centimer groot'.
Hij liet duidelijk blijken dat hij geen waardering had voor
mijn kennis van vis. Ik ging maar weg.
Die zogenaamde vodjes waar de man over had gesproken,
vlogen op en streken zo'n vijftig meter verder weer neer.
Driftig liepen zij te pikken tussen de stenen. Die paarse
strandlopertjes zijn eigenlijk alleen te zien op steen
glooiingen. Speciaal op die gedeelten, die vanwege de
golfbeweging telkens door het zeewater overspoeld
worden. Hetzelfde geldt voor stenen hoofden, pieren en
dammen. Aan de Noordhollandse westkust is dat bij
IJmuidcn (de havenmond van het Noordzeckanaal),
Camperduin en Petten (Hondsbosschc Zeewering) en in
de kop van Noord-Holland bij Huisduinen (Helderse
Zeewering) en in Den Helder (Marinehaven).
Het zijn onopvallende vogels, iets groter dan een Bonte
Strandloper. In de winter zijn ze van boven bruin tot
donkergrijs. Hun buik is wit met wat vlekken op de
flanken. Bij de basis is hun snavel, net als hun poten, geel.
Op mij maken ze altijd een vermoeide indruk. Het is net of
ze zwaar in de zorgen zitten. Als het slecht weer is zijn ze -
heel zelden - binnendijks te zien. In Nederland broeden zij
niet, dat gebeurt veel noordelijker. In Noord-Scandinavië,
Noord-Rusland, de Siberische eilanden, Spitsbergen en
IJsland. Vooral op moerassige plaatsen in de met mos en
korstmos begroeide bergtoendra's, tot wel i 500 meter
hoogte. Soms vlak bij de sneeuwgrens. In kleine aantallen
overwinteren de paarse strandlopers bij ons. Vanaf half
augustus tot eind oktober trekken ze in zuidelijke richting
naar hun winterverblijven. Vanaf begin maart tot eind
april trekken ze weer naar het noorden, terug naar hun
broedgebieden.
Bij ons zijn deze kustvogels echte wintergasten.
Bij de Hondsbosschc kunnen we vele soorten vogels zien.
We moeten dan wel een onderscheid maken tussen
zeevogels, kustvogels en landvogels.
Het leven buitendijks
Zeevogels brengen bijna hun hele leven op volle zee door.
Zij komen alleen aan land om te broeden en hun jongen
te verzorgen. Deze dieren zijn helemaal aangepast aan het
leven op de oceanen, het zoute zeewater, stromingen,
golven, neerslag en wind. In stormweer, als schepen in
nood verkeren, kunnen bijvoorbeeld stormvogels nog,
kantelend en glijdend met stijve vleugels, door de lucht
zeilen. Zonder hun vleugels te bewegen 'spelen' zij met
(storm)wind en water. Het verschijnen van de Noordse
3