De Hondsbossche
het leven buiten- en binnendijks
door Cor Eijerman
Inleiding
Langzaam zeilden de meeuwen boven de Hondsbossche
Zeewering. Ze kwamen steeds dichterbij. Het waren
zilvermeeuwen groot met gele snavels met rode stip en
vleeskleurige poten en stormmeeuwen kleiner, meer
gedrongen - met groenige snavels en poten. Nu en dan
stonden ze schijnbaar stil in de lucht. Ze zweefden net
boven de kruin van de dijk. Zo keken ze zowel op de
Noordzee, als in de Vereenigde Harger- en Pettemer-
polder. De meeuwen dreven op de opwaartse lucht
stroming, veroorzaakt door de westenwind, die tegen de
dijk omhoog moest stijgen. Meeuwen kunnen, zo
zwevend, uren in de lucht blijven. De meeuwen passeerden
mij. Mogelijk spiedden zij net als ik naar de basaltglooiing.
Daar liepen wat paarse strandlopers en een paar steenlopers
tussen de stenen, die telkens door het zeewater overspoeld
werden. Met hun snavel pikten zij slakjes, wormpjes en
kreeft-achtigen op, die door de zee steeds vers werden
aangevoerd.
Het was laagwater. Op een van de dertig hoofden voor de
dijk stond een man te vissen. Ik had geruime tijd op de
dijk gezeten en naar vogels gekeken. Nu liep ik langzaam,
met wat stijve benen, de glooiing af en de met wier en
zeepokken begroeide pier op. De man, die stond te vissen,
slingerde juist zijn aas een eind in zee.
Hij had zwarte lieslaarzen aan, half opgerold over zijn
manchester broek van onbestemde kleur. Het jack dat-ie
droeg was eens rood geweest. Een wollen muts maakte zijn
kleding compleet. Zijn gezicht was grotendeels bedekt met
een vaal gewas. Daar waar waarschijnlijk zijn lippen zaten
schroeide een zwaar shaggie. Zijn viskist stond onder hand
bereik op de keien. Toen ik dichterbij kwam, keken twee
ogen mij vanuit het gewas haast misprijzend aan.
Ik werd er een beetje onzeker van, misschien gold zijn
afkeuring mijn 'nette' stropdas. Toen wij een poosje stil
zwijgend naar de zee hadden staan kijken, zei de man:
'Stond je naar die vodjes te kijken?'. En hij wees met zijn
hoofd in de richting van de paarse strandlopers, die nu
dichterbij ons tussen de stenen scharrelden. 'Als je hier een
tijd staat te vissen, komen die dingen steeds dichterbij.
Ze eten zeker vis?' Terwijl hij met zijn hengel bezig was,
VIERDE UITGAVE KRING VAN 'VRIENDEN VAN DE HONDSBOSSCHE', 1984
correspondentieadres: Postbus 221800 A A Alkmaar, telefoon oy2-ig^6^6