Holoceen
FIGUUR 3 -
Op deze kaart is door middel pan dieptelijnen de morfologie van het
pleistocene oppervlak in de omgeving van de Hondshossche Zeewering ten
opzichte van NAP aangegeven. In de gearceerde gebieden is dit pleistocene
landschap door latere (holocene) erosie vanuit het Zeegat van Bergen
aangetast. De meeste van deze erosiegeulen zochten, zoals uit deze figuur
blijkt, hun weg door de laagste delen van het toen reeds begraven pleistocene
landschap. De dikke lijn ter hoogte van de Hotidsbosschegeeft de ligging
van het projiel in figuur 2 aan.
Een noordelijke zijtak van de Rijn volgde een weg oostelijk van
de Veluwe via het IJsseldal door het Ijsselmeer naar het westen.
Aanvankelijk voerde deze Rijntak haar sedimenten grotendeels
via de laagten van het laat-Eemien zeegat bij Bergen af. De
door de Rijn afgezette sedimenten bestaan vooral uit bruine,
schelpnjke, matig grove zanden en grind. Het grind bevat zowel
noordelijke (opgenomen glaciale) als zuidelijke (voornamelijk
uit de Eifel afkomstige) componenten.
Deze Rijnafzettingen uit het Weichselien worden tot de
Formatie van Kreftenheye 2 gerekend. Onder de Hondshossche
ligt een 1 tot 2Vz m dikke, grove, grindige zandlaag van deze
formatie direkt op de verlandingssedimenten van de Eem
Formatie (zie profiel, figuur 2). Ze vormen de noordelijke
uitlopers van de veel dikkere Rijnafzettingen in het voormalige
Laat-Eemien zeegat. Uit recent geologisch onderzoek in het
oosten van ons land blijkt, dat de noordelijke Rijntak tijdens het
Midden-Weichselien het IJsseldal verlaten had en een
zuidelijker loop ging volgen. Dit betekende het einde van de
Rijnsedimentatie in Noord-Holland.
Gedurende het Weichselien werd Nederland niet door landijs
bedekt. Er heersten toen peri-glaciale (toendra-achtige)
omstandigheden. Tijdens de koudste perioden was het gebied
bedekt met een zeer schaarse vegetatie. Grote hoeveelheden
zand werden toen wegens de geringe begroeiing door de wind
opgenomen en elders als een dek over het landschap afgezet.
Deze zogenaamde dekzanden bestaan uit blond, matig tot zeer
fijn, goed afgerond zand. Voor het eerst trad dekzandvorming
op grote schaal aan het eind van het Midden-Weichselien op.
De extreem koude perioden werden afgewisseld door
tijdsintervallen met een wat milder klimaat. In deze streken was
het landschap toen voorzien van een toendra-vegetatie met
dennen en berkenbosjes. In de laaggelegen delen met
stagnerend grondwater werden kleien, gyttja's en veenlagen
gevormd. In beekdalen kwam lokaal zand met wat grind tot
afzetting. Door hevige vorstwerking in latere, zeer koude,
perioden, werden de eerder afgezette pakketten sterk verstoord.
1 )e hierboven beschreven, complexe laagopbouw kon onder de
Hondshossche Zeewering niet in detail worden onderzocht. De
boorgegevens in het profiel laten boven de Formatie van
Kreftenheye 2 en onder de Westland Formatie, een sediment-
pakket van sterk wisselende dikte (2 tot 8 m) zien, dat groten
deels opgebouwd is uit matig fijne, meestal humeuze en lemige
zanden en uit humusrijke leem- of kleilagen. Dit sediment
pakket wordt tot de Formatie van Twente gerekend.
Door middel van pollenanalyse werd vastgesteld dat de in dit
profiel met Formatie van Kreftenheye 2 aangeduide
sedimenten, tijdens het Vroeg-Weichselien of in het Laat-
Eemien werden gevormd (Zagwijn, mondelinge mededeling).
Deze dateringen bevestigen nogmaals de opvatting dat de
noordelijke tak van het Rijnstelsel zich reeds vroeg in het
Weichselien grotendeels uit het noorden van Noord-Holland
had teruggetrokken en dat de depressie van het Laat-Emien
zeegat bij Bergen tijdens het Midden-Weichselien nauwelijks
tot geen functie in de afwatering van de Rijn meer vervulde.
Met uitzondering van enkele lokale grof-zandvoorkomens,
bestaat het bovenste, fijnzandige deel van de Formatie van
Twente vermoedelijk grotendeels uit eolische afzettingen.
Zeer vermoedelijk kunnen deze eolische afzettingen tot het
Oud Dekzand gerekend worden. Een uitzondering hierop
vormen de hoogstgelegen, niet lemige, eolische zanden die tot
het Jong Dekzand behoren. Uit figuur 3 blijkt dat de hoge
ligging van het pleistocene oppervlak in het noordelijk deel van
het profiel samenhangt met een ongeveer noord-noordoost -
zuid-zuidwest georiënteerde pleistocene opduiking, waarvan
het hoogste punt circa 1 km ten noordwesten van St. Maarten
vlotbrug op 6 m - NAP ligt. Een eenvoudige verklaring voor de
aanwezigheid van deze en andere pleistocene opduikingen in dit
gebied is niet te geven. Juist de morfologie van het pleistocene
landschap is in belangrijke mate bepalend geweest voor de
holocene ontwikkeling van dit deel van het kustgebied.
Onder invloed van de laatste grote klimaatsverbetering in de
geologische geschiedenis, smolten de ijskappen aan de polen af.
De zeespiegelstand begon snel te stijgen en circa 10.000 bp
(14-jaren vóór 1950 Al)) begon het Holoceen. Het tijdens het
Weichselien drooggevallen Noordzeegebied vulde zich zowel
vanuit het noorden als vanuit het zuiden met zeewater.
Hierdoor begon de grondwaterstand in de aangerenzende land
gebieden eveneens te stijgen.
6