trentIn 1413 waren de hoge Zijper kweldergronden
opgemeten, 'die alinge gehele) Zipe bi der roede34 en het is
waarschijnlijk, dat daarna een gedeelte bekaad is, maar het is niet
mogelijk een enigszins betrouwbaar beeld van 'den groten
koech' te tekenen. De grens van het noordambacht van Petten
strekte zich in de kwelder tot ongeveer 400 m (100 roe) van het
Sint Maartenszwin uit, dit is waar de kleiige oevers van dit zwin
met hoog water onderstroomden. Simon Meeuwsz van Edam
geeft op zijn verkavelingskaart van de bedijkte Zijpe in 1553 de
grens tussen zand- en kleigronden aan3S. De kleigronden
strekten zich ter weerszijden van dit St. Maartenszwin uit. In de
bedijkte polder vormde deze kleistrook het laagste gedeelte van
de polder, waarom de bedijkers daar hun molens moesten
plaatsen. Het zwin meanderde tot voorbij Sint Maarten en
vormde de voortzetting van het Oude Veer. Het verloop is
waarschijnlijk terug te vinden in het eigenaardig verspringen
van de sloten in polder C. Vanaf het Jacob Claessensluisje in de
Rekerdam zal een verbindingstocht sluisje en Sint Maartens
zwin verbonden hebben, die bij de bedijking waarschijnlijk als
centrale sloot van de polders A en E is gebruikt.
Het is duidelijk, dat bij noordwester storm de dijken van de
zuidelijke helft van de Zijpeboezem het zwaar te verduren
kregen door opstuwend water. Een groot gedeelte van de Zijper
kwelder lag onder normale omstandigheden droog en was
waarschijnlijk bekaad.
De Rijndijk is met het wijken van de kust verloren gegaan. Gelet
op de gemiddelde jaarlijkse kustafname, de over deze dijk
bewaard gebleven notities en de geschetste ontwikkeling is de
ligging van deze zanddijk met een zekere mate van waar
schijnlijkheid te reconstrueren.