welke gescepen stonde corts in te breken', wat tot 'verderfnisse'
van Holland en West-Friesland zou kunnen leiden '7.
Onderhoud was noodzaak Ook bij Petten in Nolmerban ging
de kustafslag door. Volgens een brief van Philips van Bourgondië
van 12 oktober 1458 waren de woningen van 'Petten geheeten
die Nolle' bij grote vloed en onweer, 'sedert eenige jaren',
weggeslagen en de landerijen overstroomd. De aanduiding
'sedert enige jaren' duidt op een vrij recent gebeuren. De laatste
grote storm vóór 1458 vond plaats in 145228. Het is mogelijk dat
Petten in Nolmerban in 1452 verdween, waardoor het zuid
ambacht van Petten bestuurloos geworden was.
Eind 1461 moest voor de huizen van Petten aan het Hondsbos
een nieuw stuk ïnlaagdijk gelegd worden. Het gedeelte van de
Rijndijk, dat ten westen van het dorp was gelegen, was zwaar
aangetast. Twee jaar later, op 15 juni 1463 constateerde een
inspectiecommissie, dat er nog maar een enkele duinenrij voor
deze nieuwe dijk lag, waarvan de begroeiing gerooid moest
worden om het 'stuven an den dijc' te bevorderen2''. Ook het
duin bij het Hondsbos had schade geleden; volgens grafelijk
schrijven van 18 oktober 1463 was tussen Kamp en Petten een
stuk duin, geheten het Hondsbos, sedert jaren meer en meer
verstoven"1.
In 1461 hadden de Kennemers geweigerd om de Rijndijk te
herstellen en bij het afsluiten van de mei-rekening 1463-1464
verklaarde de rekenkamer geen uitgaven meer te zullen toelaten
ten bate van de voorzieningen aan het dijkstuk bij het
Hondsbos. Dat moesten de daaronder gelegen bedijkte landen
van Petten zelf bekostigen. Het noordelijk stuk van de Rijndijk
was omstreeks deze jaren reeds verlaten. Het Zijpergat had zich
zuidelijker verplaatst, tussen Ketelduin en Petten aan het
Hondsbos. De dijkrestanten waren opgenomen in het proces
van verstuiving en natuurlijke duinvorming. In de duinen
bezuiden Petten en het Hondsbos was nog een stuk Rijndijk in
de duinen herkenbaar. In 1464 werd onderhoud aan dit duin
voor het laatst onder de naam Rijndijk in de graaflijkheids-
rekeningen genoemd. Toen werd genoteerd dat in november
een storm schade had toegebracht aan de Rijndijk en het
Hondsbos11. Kennelijk was de dijk toen al buitenste zeereep
geworden. In 1507 was er nog een stukje Rijndijk in de buitenste
zeeduinen aanwezig; toen moesten rietschuttingen geplaatst
worden op de duin van de Rijndijk 'daer oude petten plagt te
staen', dat wil zeggen benoorden Petten in Nolmerban over een
lengte van ongeveer 80 m (23 roe)32. Vanaf 1466 zal zich
de aandacht vooral concentreren op de voorzieningen aan het
Hondsbos, die steeds meer in zuidelijke richting uitgebreid
zouden moeten worden.
Reconstructie
Tussen 1466 en 1506 bedroeg de gemiddelde kustafname per
jaar 3,5 tot 5 m, of wel maximaal 200 m in 40 jaar. Dit was
afname aan een onverdedigde kust en het is aannemelijk, dat
ook in voorgaande jaren de kust op ongeveer geüjke wijze is
afgenomen. Ook vóór 1466 was het nodig door inlaagdijken een
kustverdediging te behouden. Als we een ongeveer gelijke
kustafname met enige waarschijnlijkheid mogen aannemen, zou
dit betekenen, dat van 1296-1466 in een tijdsbestek van 170 jaar
een kustverlies van 600 a 800 m is geleden. Brengen we een 700
m op schaal in reconstructie, uitgaande van de kustlijn in 1466,
dan kunnen we ongeveer de kustlijn van 1296 aangeven, zoals
die tussen Kamp en Zijpergat, als aangegeven in de limiet
scheiding van 1421, heeft gelegen.
De aanhoudend moeilijke situatie bij Petten en het Hondsbos
doet vermoeden, dat zowel het dorp als het aangrenzende bos in
een natuurlijke laagte met onringende landerijen waren gelegen.
In 1421 gingen dorp en landerijen verloren. Ook dit duidt op
betrekkelijk lage ligging. Omstreeks 1450 gingen op soortgelijke
wijze huizen en landerijen van Petten in Nolmerban verloren.
Ook daar waren dorp en landerijen laag gelegen onder
bescherming van kustduinen.
Naar het verloop van de bekading van het noordambacht van
Petten vóór 1421 kan slechts worden gegist. Deze dijk sloot aan
op de Noordduinen van Petten. Gelet op het ongeveer gelijke
beeld, dat zulke noordduinen op Callantsoog, Huisduinen, bij de
Koog op Texel en aan de noordzijde van Eierland vertonen, mag
met enige waarschijnlijkheid dit Pettemer Noordduin worden
ingetekend. De oorkonde van 1421 zegt dat de begrenzing van
het noordambacht van Petten zich langs de lijn naar de Schager
toren uitstrekt, 'te roeyen bi den groten koech, dat is bi den
zwene van sinte Martijns, op hondert roeden na of dairom-
4