De Rijndijk bij Petten
en de kustontwikkeling tussen 1296-1466
door H. Schoorl
Inleiding
Ontwikkeling tussen 1296-1421
TWEEDE UITGAVE KRING VAN 'VRIENDEN VAN DE HONDSBOSSCHE', 1983
correspondentieadres: Postbus 22, 1800 AA Alkmaar, telejoon 072-118742
In een viertal werken heeft G. de Vries Azn. aandacht besteed
aan de kust tussen Kamp en Callantsoog, de Pettemer duinen en
het bedijkte land daarachter1. Hij heeft zich grote moeite
gegeven archiefmateriaal over de kustontwikkeling ter plaatse
bijeen te brengen, zonder tot een duidelijke voorstelling en
reconstructie te komen van de processen, die zich aan dit kust-
gedeelte hebben voorgedaan. Niettemin is het een uitdaging en
zinvol om aan de hand van de gegevens van De Vries en andere
bronnen een poging te wagen tot reconstructie van de
ontwikkeling tussen 1296-1466, die aansluit op de gang van
zaken tussen 1466-16141
Het is een algemeen historisch verschijnsel aan de West-
Nederlandse kust, dat onder invloed van het heersende getij
zeegaten zich zuidwaarts verplaatsen en dat daarbij land aan de
noordzijde van het zeegat door aanhechting van buiten-
deltabanken aangroeit. We zien dat bij het Marsdiep, waar Zuid-
Texel in de loop van de eeuwen is vergroot, we zien het in het
Westland, waar de Nieuwe Waterweg tenslotte gegraven moest
worden om weer een rechte verbinding met de Noordzee tot
stand te brengen. We zagen het bij het zeegat tussen de eilanden
Huisduinen en Callantsoog, het Heersdiep, dat kort na 1500
verzandde. En het is ook het geval geweest met het zeegat Zijpe.
Telkens zuidelijker ontstonden nieuwe geulen als een noorde
lijker gat door kombergvulling in het Zijper wadgebied
verzandde3. Uit de wetmatigheid van dit verschijnsel valt af te
leiden, dat de monding van het Zijpergat omstreeks 1300
noordelijker gezocht moet worden dan de kleine gaten, die op
kaarten uit de 16de eeuw staan afgebeeld en worden aangeduid
als grote en kleine Zijp benoorden het dorp Petten aan het
Hondsbos.
Dit wordt bevestigd door een oorkonde van 15 mei 1421, waarbij
hertog Jan van Beieren aan Jan heer van Egrnond onder andere
het Noordambacht van Petten teruggaf en hem daarmee
opnieuw beleende4. Daarbij werd de grensscheiding met de
heerlijkheid Callantsoog vastgesteld. Voordien was het
eenvoudig geweest: het midden van het Zijpergat was de
natuurlijke grens, maar dit Zijpergat was in 1421 gesloten en
daarom werd de grensscheiding als volgt vastgesteld: een denk
beeldige lijn vanaf een punt ten noorden van de Ketelduinen
'daer men zien mach van der strande van der zee doer die clock-
gaten van den kerektoern tot Scaghen'. Het juiste verloop van
deze lijn vinden we omstreeks 1720 met de hand ingetekend op
een kaart van de Zijpe, ontworpen door Jan Dirksz Zoutman en
in 1665 in druk verschenen5. Op de voorstelling van Zoutman is
de strandvlakte tussen Petten en Callantsoog geheel duinloos.
Op dit open strand is ten behoeve van een proces over de limiet
scheiding Petten-Callantsoog de duinvorming bewesten de
Zijperdijk ingetekend, evenals de limietscheidingslijn naar de
Schager kerktoren6. De ligging van dit Zijpergat is eveneens aan
de hand van kustboringen vastgesteld, al moeten we er rekening
mee houden, dat de monding van het gat veel westelijker lag
dan de geul, die de kustboringen aantoonden7. Dit Zijpergat was
reeds voor het midden van de 14de eeuw verzand en de kust
gesloten.
Omstreeks 1360 was het mogelijk om onder bescherming van
duinen tot voorbij de Ketelduin te rijden en vervolgens over de
brede, hier en daar met opgestoven nollen bezette strandvlakte
de tocht via Callantsoog voort te zetten tot aan het Heersdiep.
Dit blijkt uit reisnotities van rentmeesters, die hun heer Jan van
Blois vergezelden op zijn reizen naar Texel in 1358 en 1364". In
1388 is er zelfs sprake van een (zand-)dijk 'twischen Petten ende
den Oghe', terwijl er toen plannen bestonden om een dijk te
leggen van Callantsoog naar de Keins aan de Westfriese dijk ten
noordwesten van Schagen9. Dat bewijst, dat het Zijper kwelder-
en wadgebied zo hoog opgeslibt was, dat ernstig overwogen kon
worden om met de toenmalige technische middelen deze
bedijking tot stand te brengen.
Om ons eenjuiste voorstelling van de situatie tussen het midden
van de 13de eeuw en omstreeks 1421 - het jaar van de genoemde
limietscheiding - te maken, moeten we de ontwikkeling in deze
periode nagaan.
Bezuiden Callantsoog, het eiland dat noordwestelijk van de
huidige badplaats gesitueerd moet worden, lagen in de 13de
eeuw achtereenvolgens getijgeulen van een Zijpergat met
namen als Goeree en Sinckelsant, waarin de Oger vissers
scheepjes konden ankeren in de luwte van het eiland. Latere
1