bijgetekend (fragment afb. 9 en 10). De correctie van de
kaart met intekening van hoofden en paalwerken in een
nieuw en voltooid stadium berust op een opname van de
voorzieningen van vóór de stormen van 19 december
155113 januari en 13 februari 1552, waarin de hoofden,
dwarskribben en andere paalwerken ernstige schade
opliepen, evenals de 'huisdijk' van Petten.
Andrics Vicrlingh, die in 1552 de leiding van de Zijper
bedijkingswerken in handen nam, zag de branding op de
restanten van de paalwerken, steenvullingen en bekistingen
uiteenslaan en het schuim over de dijk waaien, 'min oft
meer oft te Petten int dorp dagelijcx regende'.
Conclusies over de periode
1506-1551
De actieve kustverdediging begon in 1506 met de aanleg
van hoofden en verbindende paalwerken vanaf het
Pettcmcr kerkhof zuidwaarts met een lengte van 513 m
(130 roe hondsbos) en aansluitend daarop langs het
Hondsbos van 599 m (175 roe), een totale lengte van
1112 m (afb. 15, 1506). Deze werken zijn in de volgende
jaren telkens verlengd. Conrad concludeerde in zijn
samenvatting over de periode 1506-1529, dat het
verdedigd kustgcdccltc weinig of geen verlies had geleden,
en dat slechts ten zuiden daarvan het onbeschermd duin
was beschadigd en afgenomen. Over het resultaat en nuttig
effect van de verlengde en uitgebreide werken in de
periode 1529-1548 concludeerde hij, dat de
welonderhouden paalwerkverdcdiging belangrijke
beschadiging van de zanddijk en gevaarlijke kustafname
had voorkomen. De conclusie van Gottschalk dat in de
eerste helft van de 16de eeuw de grote erosie van de
duinkust bij Petten en het Hondsbos het meest in het oog
vallende verschijnsel in Noord-Holland was, is minder
juist. Het meest opvallende is de effectieve verdediging van
de uiterst smalle duinkust, waar elke afslag direkt oorzaak
van alarm was. Opvallende afname vond steeds ten zuiden
van de verdediging plaats, maar moet niet aan een
verhevigde algemene kusterosie worden toegeschreven,
maar als een lokaal uitschuringsverschijnsel worden
beschouwd, als gevolg van de aanleg van de
verdedigingswerken
De verdedigde duinkust was maar smal. De breedte
bedroeg reeds in 1466 op tal van plaatsen niet meer dan
30 m. Toch was het gelukt met kostbare paalwerken aan
de zeezijde en aanvoer van zand en klei aan de binnenzijde
de verdedigingslinie te houden. Aanzienlijke afgravingen
in de achtergelegen polder toont reeds de anonieme kaart
van 1540 (afb. 8) en uitbreiding daarvan vinden we op de
kaarten van Adriaen Anthonisz van 1572 (afb. 1) en 1582
(afb. 4). De aanzienlijke schade van 1551 en 1552 toonde de
verslechtering in de algehele verdedigingstoestand aan en
was een teken aan de wand, dat het systeem begon te falen
aan wat aanvankelijk de kracht daarvan was geweest, de
vertraging van de afname van dit kustgedeelte.
In het geheel van de Noordhollandse kust was deze
verdediging echter een fragment en zowel ten zuiden als
ten noorden daarvan ging de afname sneller voort,
waardoor het verdedigd gedeelte tenslotte een te
geprononceerde ligging kreeg. De afname van de
onderzeese oever en de daarmee gepaard gaande strand-
vcrsmalling kon niet met de steeds kostbaarder, maar ook
steeds kwetsbaarder voorzieningen op het strand worden
tegengegaan. Vooral hieruit moet de onwil van de
Anoniem, omstreeks 1540, Holland benoorden
het IJfragment Petten-Kampmet
Hondsbosse hoofden. ARA. Coll. Hingman
nr. 2461. Afgebeeld de Ley, vergravingen voor
materiaal tot dijkverzwaring.
AFBEELDING 8
7