dc noordelijke helft van de slaperdijk werd weggevaagd en de zuidelijke helft, de Landslapcr genoemd, in 1577 met enige geïsoleerde duintjes een aanhcchtingspunt vormde voor de 'Nieuwe Inlaag', die de verbinding vormde met Lebbersduin (afb. 4 en 11). Conrad, onbekend met de kartering van 1582, sprak het vermoeden uit, dat de inlaagdijk tussen Lebbcrduin en de duinen benoorden Camp identiek zou zijn met de Nieuwe Slaper op de kaarten van 1572 en 1575 (Joost Jansz), die in 1571 was gelegd. De reconstructie van Westenberg sloot zich daarbij aan, maar in zijn reconstructie naar Langedijck's kaart van 1596, komt de Nieuwe Inlaag niettemin voor (vgl. afb. 16). Op dc kaart van 1582 strekt zich van de duintjes benoorden de Landslaper een miniem restant van de Nieuwe Slaper van 1571 in noordwestelijke richting uit (afb. 4 en 5). Dc lengten van dc dijkstukken zijn op de kaart vermeld in Hondsbosse roeden a 3,42 m en zeer nauwkeurig ingemeten. Dc kaart toont duidelijk de mistekening van voorgaande afbeeldingen aan en biedt dc mogelijkheid zowel de kaart van Langedijck uit 1596 (fragment afb. 12) als voorgaande kaarten te interpreteren en een nieuwe poging tot reconstructie te wagen (afb. 5). De kaart van Langedijck correspondeert met de rapportage van een inspccticcommissic in de Statenvergadering van 7 maart en het definitieve verbaal van 10 maart 1596. Ook hij deed zijn metingen in Hondsbosse roeden en vermeldde op dc kaart weggeslagen en nog staande dijkfragmenten in deze maat. De kustveranderingen gaf hij juist, maar globaal weer (afb. 12). De kaart van pater Marten uit 1 $63—1564 is voor zover het de Zijpc in tweede bedijking betreft in grote trekken juist, maar de weergave van de breedte van het Pettemer polderland, het dorp en dc duinen is te sterk geaccentueerd (fragment afb. 3). Dit leidde tot een veronderstelde kustlijn, die omstreeks 1560 bij Petten ongeveer 200 m, bij dc Kamperduinen 300 m en bij dc Nollcmcrduincn 400 a 500 m westelijker gelegen zou hebben dan de kust verdediging van 1572 (afb. 2). In een periode van 10 of 12 jaar zou dit op een kustverlics van 40 tot 50 m per jaar komen. Noch het beschikbare kaartmateriaal dat aan pater Martens' schets voorafgaat, noch de door De Vries en Conrad verzamelde gegevens steunen deze voorstelling. Gepoogd moet worden vast te stellen hoe groot het kust- verlies bij benadering is geweest. Kustverlies en -verdediging tot het midden van de 16de eeuw Op grond van een inspectierapport kondigde Philips van Bourgondië op 5 juli 1466 een aantal maatregelen af om de kust tussen dc Kamperduinen en Petten te verdedigen. In dc motivering van deze maatregelen is het relaas van de Kaart Zijpe in tweede bedijking, fragment Petten en het Hondsbos. ARA. Coll. Hingman nr. 2472, anoniem, toegeschreven aan Pater Marten, 1563—1564. inspectiecommissie opgenomen. Daaruit blijkt dat deze kust op vele plaatsen niet meer dan 30 m of zoals men toen schreef 30 a 32 treden duinbreedte had. De zee sloeg jaarlijks 3^ tot 5 m (1 a i| roe) duin weg. Philips verordende maatregelen tot duinbehoud als het opvullen van stuifgaten en beplanting met helm, maar vooral de aanleg van een slaperdijk achter de duinen van Petten en het oude Hondsbos. In het voorjaar van 1499 leden duinen en dijk van Petten aanzienlijke schade, die 'zeer haestelicken' werd hersteld. Maar de kustafname ging voort. In 1506 vinden we eenzelfde gemiddelde afname van i| roe per jaar aan onverdedigd duin vermeld. Als antwoord daarop werd jaarlijks het steil geslagen zeeduin geglooid en met stro en helm bestoken. Op grond van deze notities mogen we wel aannemen, dat de gemiddelde kustafname tussen 1466 en 1500 niet meer dan 3- tot 5 m per jaar bedroeg en dat het totaalverlies in deze veertig jaar maximaal 200 m is geweest. Als gevolg van deze afname moest de smalle duinreep voortdurend aan de landzijde worden versterkt en aangevuld. Een verordening van het Hof van Holland van 15 december 1505 betekende een verandering in de methode van kustverdediging. In 1506 verliet de overheid het tot dan toe gevolgde systeem van wijken voor de zee en ging over tot een actieve strandverdediging met paalhoofden en verbindende paalwerken. Tussen 1506 en 1548 groeide ten noorden, maar vooral ten zuiden van het oorspronkelijk AFBEELDING 3 3

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 1982 | | pagina 3