(de vertegenwoordigers van) Nummer 141, december 2021 8 Historische Vereniging Texel Aard en herkomst van de geborgen goederen Vrijwel alle geborgen goederen die in de geraadpleegde archieven genoemd zijn, waren afkomstig uit de Oostzeelanden en bestemd voor zuidelijker havens. Hout werd in grote hoeveelheden geborgen. Meestal was dit eiken één kwartiers gezaagd wagenschot, de beste kwaliteit en gebruikt voor het betimmeren van binnenwanden.14 Sparren uit de omgeving van Riga, rasters zware tengels van 70 x 70), balken, knaarhout kort eiken wagenschot van circa drie meter lang), vuren planken, balken en vierkantstijlen, zoals bijvoorbeeld gebruikt in boerderijen. Maar wat moeten we ons voorstellen bij monnikenstijlen? Waren dit dikke stijlen naar analogie met het toen dominante postuur van monniken? Het hout werd meestal per schip naar de sluis van Gouda vervoerd en ging vandaar per wagen naar Schoonhoven. Bijenwas werd getransporteerd als 'bodems', dikke plakken of schijven, met een gewicht van 50 tot 200 pond per stuk. Verder werden genoemd: mosterdzaad, erwten, boter, kaas, walvistraan, zeehondenspek en -vet, bont, ijzer, vlas, wollen en linnen laken, pek en teer, hars en bokkehoorns, goud- en zilvergeld; tot nu toe allemaal afkomstig uit het Oostzeegebied, bestemd voor zuidelijker havens en verpakt in tonnen of vaten en soms verpakt in met was waterdicht gemaakt linnen. Incidenteel worden vaten rode en witte wijn geborgen, die vast niet uit het Oostzeegebied afkomstig waren, maar uit zuidelijker havens en bestemd waren voor Hamburg, het Oostzeegebied of voor overslag naar steden binnen het huidige Nederland. Bergingsloon in natura Na een storm in 1367 werden door de eigenaars van 85 geborgen bodems bijenwas als bergingsvergoeding twee grote bodems aan Blois "ghegeven".15 Dikwijls werd bergloon of bergingsvergoeding rechtstreeks met de Texelse rentmeesters afgehandeld, al dan niet in natura. Zo betaalde schipper Heinric Callaert uit Statijn (Stettin), wiens anker het niet hield, in 1390 aan rentmeester Jan van der Zijl op Texel een Engelse nobel en een zak meel. Heinric Bernard uit Zutphen betaalde met een aam wijn, een vat van 120 liter. Pieter Aernoudssoen "gaf" het hol van zijn schip en Gherryt Perlebach, koopman uit Danzig, "gaf" voor berging van zijn lading wagenschot 150 stuks wagenschot.16 Het 'geven' van bergingsvergoeding impliceert dat Blois de eigendomsrechten van de strandvond erkende. Maar nergens bleek uit de geraadpleegde bronnen een relatie tussen de hoogte van deze vergoeding en de waarde van de geborgen lading en/of de inspanningen die verbonden waren aan het bergen van de lading. Het begrip 'geven' is Strandingen "in Texel” van 1363 tot circa 1390 Een uitputtend overzicht van strandingen inclusief de precieze plaats daarvan, is op basis van de geraadpleegde bronnen niet te geven. Vrijwel altijd luidde de formulering "in Texel"; slechts één keer is sprake van "ghebrocen op 't Vlie". Verdere geografische details waren toen blijkbaar niet interessant. Bij de scheepsramp in september 1367, toen minimaal 26 schepen strandden en veel goederen aanspoelden op Texel en Vlieland, kunnen we veronderstellen dat van een aantal schepen op de Reede de ankers krabden of schepen van hun anker sloegen en daarna een ravage veroorzaakten, zoals in 1390 vermeld werd over Heinric Callaert, schipper uit Stettin, wiens schip "doersac op synnen anker".12 Deze gang van zaken is representatief voor de meeste goederen die van het strand of uit gestrande schepen geborgen werden. Zolang ze gebruiks- of handelswaarde hadden, werden ze naar het machtscentrum Schoonhoven gebracht, voor gehele of gedeeltelijke teruggave aan de respectievelijke eigenaars - als die bekend waren, voor toepassing in de huishouding of in het bedrijf van Blois en voor verkoop. Regelmatig werden in kleinere hoeveelheden geborgen goederen door de rentmeester/schout van Texel verkocht en opgenomen in zijn jaarlijkse afrekening met de rentmeester-generaal in Schoonhoven. Een groot deel van de na scheepsrampen geborgen goederen werd in die periode naar Schoonhoven gebracht. Als voorbeeld volgt hier een beknopte beschrijving van zo'n tocht. In december 1363 verging een schip geladen met kostbare bijenwas. Bijenwas werd gebruikt voor fabricage van dure waskaarsen voor toepassing in kerken en woningen van de adel; voor huiselijk gebruik werden olielampjes toegepast en kaarsen van dierlijk vet. Van de 927 pond aangespoelde was werd op Texel 725 pond in houten tonnen verpakt en vlak voor kerst 1363 naar Schoonhoven vervoerd. De zending kwam met paard en wagens via het Marsdiep, Huisduinen, Callantsoog, Petten via Wijc (Beverwijk) tot Amsterdam. Toen viel de vorst in. In januari 1364 werd de lading op sleden naar Utrecht vervoerd en vervolgens op wagens naar Schoonhoven. Van de totaal 824 pond bijenwas die "uter see aenghecomen waren" en naar het hof in Schoonhoven vervoerd was, werden waskaarsen gemaakt. Die "minen heer niet veel en coste ende [bij aankoop] veel ghecost souden hebben, omtrent 112 pond nominaal".13 Die 112 pond, vergelijkbaar met 112 guldens, waren toen 16 jaarsalarissen van een ambachtsman.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2021 | | pagina 10