Kaperschip 'Renard'. Archief Siem van Eeten.
Nummer 140, september 2021
Historische Vereniging Texel
21
Helaas zijn de dossiers, na ruim 300 jaar, niet allemaal
meer compleet, zodat er soms een onderdeel ontbreekt.
Dat is ook het geval bij het galjoot De Jager dat in
februari 1689 genomen is door het kaperschip Le
Pontual. De verhoren ontbreken, maar er zijn wel in
beslag genomen documenten:
Op 1 december 1688 is een zeepas getekend in
Amsterdam op naam van Lauranor Thunis (Theunisse),
kapitein van het galjoot De Jager, van 30 last 60
ton). Op 17 augustus 1688 wordt bij notaris Reinier
Loenius in Amsterdam een contract opgemaakt met als
comparanten de bevrachters Juriaen Hermans en Gerrit
Rees uit Amsterdam enerzijds en Lauranor Thunis du
Thessel anderzijds.6 Thunis verklaart dat zijn schip
goed gereed is en zal boter uit Ierland gaan halen om
deze naar Edam en Zaandam te vervoeren. Helaas, het
genomen schip wordt opgebracht naar Saint-Malo en
daar voor Lt 1100 verkocht.7
inbreng met name in de Zuidelijke Nederlanden
succesvol was, leed ons land wel veel verliezen op zee
door Franse kapers. Langs de hele Franse westkust
waren kapers (corsaires) actief, met als belangrijkste
centra Duinkerken en Saint-Malo. Duinkerken spreekt
nog steeds het meest tot onze verbeelding maar door
oorlogshandelingen zijn veel kaperdossiers, dat wil
zeggen de verslagen waarin de gehele kaping werd
beschreven, verloren gegaan of slecht toegankelijk
geworden. Van Saint-Malo in Bretagne echter zijn
de kaperdossiers praktisch in zijn geheel bewaard
gebleven en vormen een rijke bron voor ieder die
geïnteresseerd is in de zeegeschiedenis.
Texelaars opgebracht en verhoord
De procedures volgden een vast patroon. Eerst
werd de identiteit van de kapers en de gekaapten
vastgesteld, daarna kwamen de gegevens rond het
gekaapte schip aan de beurt. Wie zijn de eigenaren,
wat is de thuishaven, vanwaar is het schip vertrokken,
wat was de bestemming, wat was de lading. Er was
geen vaste vragenlijst, zoals in Engeland het geval
was. Er ontspon zich een gesprek waar veel aandacht
werd geschonken aan de wijze waarop de kaping tot
stand was gekomen, bijvoorbeeld of er geweld van de
zijde van de gekaapten was gebruikt. Dit zou al een
reden kunnen zijn om het schip tot een goede prijs te
kunnen verklaren. Ten slotte werd altijd gevraagd of de
gekaapte goed was behandeld, hetgeen altijd beaamd
werd: J'ai été très bien traité.5 De werkelijkheid zal wel
ergens in het midden gelegen hebben, maar het kwam
voor dat een verhoor werd verplaatst van het bureau
van de Lieutenant particulier, die het onderzoek leidde,
naar een kamertje in een herberg waar een gewonde
gevangene lag.
Spelregels voor de kaapvaart
Net zoals in Nederland en Engeland, was ook de Franse
kaperij aan strenge regels gebonden. Om te beginnen
moest een kaper een behoorlijke borgsom betalen
15 000). Als hij dan niet kon aantonen dat een
gekaapt schip tot een land behoorde waarmee men in
oorlog was, dan wel een 'verboden' lading vervoerde,
dan verspeelde hij deze borgsom. Iedere kaping was
dus vergezeld van een juridische procedure waaruit
moest blijken of de kaping al dan niet rechtsgeldig
was. Concreet: iedere prijsneming moest uitgebreid
gedocumenteerd worden. Verhoren van zowel de
kapers als leden van de genomen bemanning (die dan
met elkaar vergeleken werden), overhandiging van alle
scheepsdocumenten (cognossementen, paspoorten,
laadbrieven, notariële aktes enz.) tot en met de verkoop
van schip en lading, alles moest gedocumenteerd
worden. Gelukkig zijn nog veel dossiers in de archieven
aanwezig. Hoewel een uittreksel van iedere prijsneming
zich in de Archives nationales in Parijs bevindt, zijn
de complete verslagleggingen in de departementale
archieven aanwezig. Voor het kapersnest Saint Malo
zijn deze in de Archives départementales in Rennes
opgeborgen.4
Hier vindt men 800 kaperdossiers, waarvan 170 van
Nederlandse dan wel aan Nederland gelieerde schepen.
Ieder verslag telt gemiddeld 40 pagina's.
In april 1692 wordt de Verseur a boire (Waterschenker?)
genomen door het kaperschip St. Aaron.8
Het verhoor begint met de uitgangsvraag:
Verhoorde, naam, leeftijd, hoedanigheid, woonplaats en
godsdienst.
Antwoord: Ik heet Sijmon Tjalling, ben ongeveer 38 jaar,
geboren en woonachtig op Texel met mijn vrouw, ben
kapitein van de Verseur a boire en heb de protestantse
godsdienst.
Mijn schip is afkomstig uit Portugal en geladen met 300
ton zout met bestemming Amsterdam.
De andere twee verhoorden komen uit Amsterdam.
Wat er met de opvarenden gebeurd is weten we niet.
Het kan zijn dat ze als dwangarbeiders moesten werken
op de scheepswerven in bijvoorbeeld Toulon, het kan