z, V
lm
M 1
Arthur Oosterbaan
Klimaatverandering en geologie in het westelijk waddengebied
van Nederland in de laatste 1000 jaar
pr
Z
Z
I^h/
tea
/ferfW
Nummer 137, december 2020
Historische Vereniging Texel
15
40 cm boven NAP. In de warme Middeleeuwen werd de
Waddenzee tussen Vlie en Eems veel groter door forse
uitbreiding van zeearmen, die diep in de huidige provin
cies Friesland en Groningen doordrongen. De Middelzee
liep via Leeuwarden en Sneek door tot Bolsward, de
Lauwerszee reikte tot Dokkum en de stad Groningen, en
ook de Dollard was in die tijd een stuk groter. De eilanden
Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog waren kleiner
dan tegenwoordig, maar ze waren wel bewoonbaar door
de aanwezigheid van ruim zoet water. In deze tijd, in de
11e eeuw, is het Amelander dorp Sier gesticht.
Inleiding
Tot mijn grote genoegen ontving ik van de eerste auteur het artikel “Sier komt en Sier gaat", verschenen in Pollepraat, het blad
van onze collega's op Ameland, nummer 90, februari 2020 (Marquenie en de Vlas, 2020). Hierin staat een beschrijving van de
klimatologische en geologische geschiedenis van Ameland en omgeving, naar aanleiding van de opkomst en ondergang van het
dorp Sier aan de westkant van Ameland. Het artikel deed mij nadenken over de klimatologische en geologische geschiedenis van
Texel en omgeving, en daarvan kunt u hier de weerslag lezen.
Klimaat
Eerst een samenvatting van de klimatologische
geschiedenis vanaf de jaartelling: Na een relatief warme
Romeinse tijd, tot 300 nC, volgde een koude vroeg
Middeleeuwse periode, van 300 tot 800. Tussen 800 en
1200 was het klimaat vochtig en ongeveer net zo warm
als nu. Na die tijd werd het steeds kouder, tot circa 1800,
de Kleine IJstijd. Vanaf 1800 werd het weer warmer, tot en
met de huidige tijd (Kroonenberg, 2017).
Geologische ontwikkeling in het waddengebied
rondom Ameland
Op deze betrekkelijk kleine klimaatveranderingen
reageerde de Waddenzee sterk. We weten het onder
hand, bij opwarming stijgt de zeespiegel, en dat was in
de Middeleeuwen niet anders. Rond 1100 stond de zee
ongeveer even hoog als nu, gemiddeld 100 cm boven
NAP. In de Kleine IJstijd stond hij een stuk lager, ongeveer
Gedeelte uit de zogenaamde Schotanuskaart uit 1718 (door Bernardus Schotanus a Sterringa, vervaardigd vóór 1704) met een
verbeelding van de Nederlanden kort na de Romeinse tijd. Zuiderzeemuseum nr. ZZM001078.
Vanaf de dertiende eeuw werd het kouder, en de zee
spiegel daalde. Vanaf die tijd slibden de zeearmen dicht,
nadelig voor de steden die hun zeehavens verloren,
gunstig voor de landbouw. Vanaf 1400 kwamen dijken-
aanleg en inpoldering in het hele gebied goed op gang. In
de eerste eeuwen daarna kwamen veel overstromingen
4
1 lérva&tJera