Nummer 136, september 2020
Historische Vereniging Texel
6
Een vrouwtje grauwe kiekendief met nestmateriaal, De Nederlanden, 1943, foto Nol Binsbergen,
coll. gemeente Texel/Stichting Texels Museum.
afgeslacht zijn. [Die informatie bleek gelukkig onjuist,
WE]
Een paar dagen later had ik gelegenheid om vanuit zee
het Texelse strand te zien, tijdens een trip op een Duitse
E-boot met een chagrijnige Duitse bemanning, vanaf
Den Helder naar Terschelling. Daar ging ik met een paar
strijdmakkers naar toe om Duitse radarinstallaties in een
serie in het duin ingegraven bunkers te inspecteren.
Nu de meest urgente taken afgerond waren, namen
collega officier Bernard Neary en ik de kans om Texel
te verkennen. Het eiland Texel is vlak, met een gebogen
reeks zandduinen aan de Noordzeekant. De hoofdplaats
is een lieflijk klein dorp en er zijn enkele andere kleine
dorpen. De velden zijn omwald met lage graswallen
en de kleine, rietgedekte boerderijen liggen verspreid
tussen de velden. Aan de oostkant zijn de grote
vogelbroedterreinen.
Bernard en ik overnachtten in een hotelletje in Den Burg,
de kleine hoofdplaats. Voor het hotel was een plein
waar eens in de zoveel tijd hun kleine schapenmarkt
gehouden werd. Aan de andere kant stond de hoge
toren van een oude kerk. Vanaf de torentrans konden
kon vastlopen. Ze verlevendigden de korte trip naar Den
Helder met het overboord gooien van handgranaten en
het af en toe afvuren van hun wapens.
Op de kade in Den Helder werden we opgewacht
door een compagnie van de Canadese Princess Patricia
lichte infanterie. Nadat de Russen hun wapens hadden
overgedragen, hielden we een grondige inspectie en
vonden nog negen automatische pistolen verstopt in
hun uitrusting. De rest van die warme zomerdag reden
we met ons konvooi trucks richting Wilhelmshafen.
De bewaking werd onderweg twee keer afgelost door
militairen van andere Canadese regimenten. Het was
bijna donker toen we aankwamen op onze bestemming.
We onderhandelden met een Russische kolonel met
één oog en een klaarblijkelijk absoluut minimum aan
intellect. Ik overhandigde hem een door onze Canadese
generaal ondertekend document met de wapenfeiten
van deze mannen aan geallieerde zijde. De chef van de
Texelse Russen vertelde me heel tevreden te zijn dat we
alles deden wat redelijkerwijs mogelijk was om hen te
rehabiliteren. Hij dankte me hartelijk voor mijn hulp
en ik schudde hem en zijn officieren de hand. Achteraf
hoorde ik dat deze onfortuinlijke mensen allemaal