Reactie op HVT 134, juni 2020
Always A Countryman
Vogels kijken op Texel
Lord Tweedsmuir
inleiding en vertaling Wilma Eelman
Hillie Keijzer-Vlas
Kees Jaap Harting
Reacties op HVT 134, juni 2020
Nummer 136, september 2020
4
Historische Vereniging Texel
De loting
Kiek nou toch es, deer sit oppa Vlas fooran op die foto
fon de loting Nasionale mellisie in 1909. De 6de fon
linksonder om precies te weeze. En deer, deer staat
ome Bram, staand fooron twiede fon links. Hee is later
ferhuust naar Amerika. Ik heb de foto on de kienders late
siên en ze pikte oppa d'r metiên ut. Olliendig dochte ze
dot ‘t hun oppa wos maar ‘t wos de miene. Zó leek mien
vader op sien vader. ‘t Wos een aardig stukkie over die
lange Tesselaars. In 1968 most Willem ok foor de militaire
keuring en net os Krelis ut ‘t ferhaal fon Dirk Dekker hod
ie hillegaar gien zin in die dienstplicht. Hee ging mit nag
wot are monne fon ‘t eilond. Jan Flier, Hans Keesom (de
witte reus) en Willem stonden foor een kleine Indische
keuringsarts. Willem is 1 meter 86 maar die are twie ware
nag wel effe gróter, in lengte en ok bréder in omvang.
Hee stak wot skriêltjes of bee Jan en de witte reus. ‘t Wos
orreme en bienwerrek om de monne in de lengte en de
bréédte op te kenne mete. Zówot olles bovehonds séég
maar. Fertwijfelt riep de dokter op ‘t lest ut:” waar komen
jullie eigenlijk vandaan?” En de monne riepe in koor: “wee
komme fon Tessel, ja deer komme wee fondaan”.
Diverse bronnen meldden dat de verspreiding van de
plant over zuidoost Texel mede mogelijk zou zijn gemaakt
door een aantal biologen, althans medewerkers van een
instituut in die contreien. De bewoners van De Ruige
Hoek meldden dat zij genoten van de bloemenzee in
hun tuin. Sinds kort schijnt er een nieuw licht over het
voorkomen van het gewas op die plek en in de eendenkooi
van Westergeest (Dames Dijt). Dat is te lezen in het
schitterende boekje “De Ruige Hoek” door Pip Barnard.
Op het stukje over de herontdekking van de
Zwartmoeskervel kwamen veel reacties. Teveel
om integraal te behandelen. Een bloemlezing dus:
Zwartmoeskervel blijkt op nog veel meer plaatsen voor te
komen dan ik dacht. De wijk "De 99”, waar ik nota bene
zelf woon blijkt aan de zuidoostkant omzoomd met deze
groente, net zoiets als bij het Ankerpark. Het Skillepaadje
was bijkans dichtgegroeid en dat leidde tot een polemiek
op de sociale media. Zoals elk jaar heeft de Staat daar een
bredere berm gemaaid. Met de motormaaier binnen het
kooirecht, dat wel.
Een foto van het Skillepaadje vóór het maaien is te zien op
de achterzijde van het omslag.
Lord Tweedsmuir, voluit John Norman Stuart Buchan 2nd BaronTweedsmuir, schreef in 1950 zijn memoires over de eerste
34 jaar van zijn leven. Als jochie van zeven verhuisde hij in 1918 met zijn ouders, zus en broertje vanuit Londen naar Elsfield.
Dat was een landgoed buiten Oxford, in een natuur- en wildrijk gebied met een eigen jachtopziener. Daar begon zijn liefde voor
de natuur. Hij had een gelukkige jeugd op het Engelse platteland.
Zijn grootouders woonden 's zomers op het familiegoed bij Peebles, in Schotland. Daar ving Tweedsmuir toen hij 8 jaar oud was
zijn eerste zalm. Een jaar later leerde zijn vader hem schieten. Vissen, jagen, genieten van de natuur en een enorme kennis van
en liefde voor vogels kreeg hij met de paplepel ingegeven. Als kind reisde hij met zijn ouders mee naar de Shetlands. Een expeditie
naar de Shetlands, zo noemde hij dat.
Tweedsmuir studeerde in Eton en Oxford. In zijn Etontijd
werd hij gegrepen door de valkerij. In vakanties ging hij met
zijn vader op een vistrip naar de Faeröer en monsterde hij
aan op een trawler voor haring- en kabeljauwvangst richting
Shetlands, Orkney en Faeröer. Als Brits koloniaal ambtenaar
in wat nu Uganda is, liep hij dysenterie op. Om dat in een
arctische omgeving te boven te komen, vertrok hij naar
zijn ouders in Canada en kwam vervolgens in dienst bij de
Hudson's Bay Company. Daar had hij een geweldige tijd in
de magische wildernis van arctisch Canada, waar de Eskimo's
toen nog niet eerder een vliegtuig gezien hadden.
Bij het uitbreken van de oorlog ging hij in militaire dienst. In
1939 zat hij op het eerste Canadese troepenschip dat Engeland
En dan de tip voor collega Gerard: De bloemen afknippen
voordat er zaad in komt. Iedereen bedankt. Ik ben overal
blij mee en sla alles op.
bereikte. Via Sicilië belandde hij in 1945 op Texel, waar hij
de onderhandelingen met de Georgische overlevenden van de
Russenoorlog voerde; om hen bij de Russische autoriteiten
te rehabiliteren stelde hij een verklaring op, waarin hij hun
opstand op Texel een dappere gevechtsdaad aan Geallieerde
zijde noemde en hun heldenmoed prees. Die verklaring
ondertekende luitenant-kolonel Tweedsmuir namens Generaal
Foulkes, bevelhebber van het Eerste Canadese Legercorps.
Vervolgens begeleidde hij de 226 overlevende Georgiërs naar
Wilhelmshafen. Daar droeg hij hen over aan een Russische
luitenant-kolonel die in zijn optiek over niet al te veel intellect
beschikte. Tweedsmuir, Tweedy voor zijn ondergeschikten,
deed daarmee zijn uiterste best om het lot van de overlevende