Wilma Eelman
Kamperen op Texel tijdens de Eerste Wereldoorlog
Nummer 136, september 2020
Historische Vereniging Texel
19
zichter en toen Frans hem aanwees en in intense spanning
zei: “Kijk, daar!” voelde ik sterk de verstoring van die
prairie-eenzaamheid. Overigens was onze verlatenheid
niet zo volkomen of de postbode wist ons toch te vinden
om mij een briefkaart te overhandigen, Bivak bij de Koog
luidde het adres." Ze waren toen de enige kampeerders in
die duinvallei.
Wandelen
"Wat wij de andere dagen hebben uitgevoerd? Wel, wij
wandelden, weer of geen weer, over het eiland. Wij dool
den door de met ontelbare witte roosjes bespikkelde bin-
nenduinen of liepen langs het prachtige brede strand, waar
op sommige plekken de vorming van nieuw duin zo mooi
te zien is. Wij bezochten de grote eendenkooi, waar de
argeloze eenden (vandaar het woord eend) neerstrijken om
dan in de val te lopen. Wij liepen langs de schapenkampen
(heel Tessel is één groot schapenkamp) met hun karakteris
tieke omheining van tot walletjes opgestapelde plaggen en
keken naar de duizenden welgedane dikwollige beesten en
hun lieve lammetjes.
In Den Burg konden we geen lamsbout krijgen, zodat we
ons middagmaal moesten doen met Engelsch ontbijtspek!
Maar zelfs de gedachte aan deze monsterlijke economische
absurditeit ontstemde ons niet.
En overal vogels. Kemphaantjes, allerlei lang-gesnavelde
Genieten van de natuur bij de tent
De kampeerplek was stil en 'vredig'. Maar stil was niet
het juiste woord: "Ik doe er de vogels onrecht mee, die
hier de hele dag tjuiken en fluiten en tierelieren. Vooral de
leeuweriken. Om drie uur 's nachts begon hun gejubel al
en het hield niet op voor half negen 's avonds. We hebben
de vallei natuurlijk dadelijk onderzocht. Het was niet mak
kelijk om zonder winkelhaken door die stekelige struiken
heen te dringen. Fazanten met rood- en goud-gepluimde
staart werden door ons opgeschrikt en klapwiekten luid
voor ons uit. De grond werd drassig. Overal vonden we
moerasplanten en veel, heel veel orchideeën. Opeens
veranderde de smalle duinkom in een brede poel. Won
derlijk schouwspel zulk een moeras, geheel door duinen
ingesloten en slechts door één smalle kam gescheiden van
de zee. Zwermen wilde eenden huisden hier, en talloze
andere vogels. Bij honderden zwierden en scheerden kleine
zwaluwen langs de hellingen en over het water.” Dat was
de Buitenmuy.
Kamperen in de duinen bij De Koog
Van Suchtelen en zoon Frans fietsten in de Pinksterva-
kantie van 1916 van Krabbendam naar Alkmaar, pakten
daar de trein naar Den Helder, de boot naar Oudeschild
en fietsten over Den Burg naar De Koog. Tegen de avond
sloegen ze hun tent op in een langwerpige duinvallei, een
ruige wildernis van hoge helm en haast ondoordringbare
duindorens. Romanticus Nico van Suchtelen schreef dat
ze zich van alles en iedereen verlaten voelden, behalve
als ze in noordelijke richting keken: daar zagen ze het
Badhotel:"Eens kregen we daar bezoek van een duinop-
“Ter herinnering aan heerlijke Pingsterdagen op Aeolus," zo schreef filosoof, schrijver, dichter, vertaler en uitgever Nico
van Suchtelen (1878-1949) als opdracht aan Karen Mauve in een boekje met onder andere zijn herinneringen aan een korte
kampeervakantie op Texel in 1916. Van Suchtelen associeerde het winderige Texel met Aeolus, de Griekse god van de winden.
En wind kregen Nico van Suchtelen en zijn zoon Frans meer dan hen lief was.
Een jaar later kampeerden vier bevriende rechtenstudenten en natuurliefhebbers nabij de Slufter. Een van hen, Jan Bouma, hield
daarvan een dagboek bij. Hij schreef over rantsoenen en militair gezag, over vogels en planten, over botnetjes zetten en over een
bezoek aan zijn oom en tante in Oosterend.
Kamperen in 1916
Kamperen in 1916 was in onze ogen primitief. Geen
kunststof kampeerwoningen zoals tegenwoordig op
Loodsmansduin, geen compleet met bedden en keuken
ingerichte bungalowtenten zoals nu op Kogerstrand en op
het Woutershok. Vergeleken bij dat toenmalige kamperen is
zelfs het huidige NTKC-terrein bij de Slufter (met toiletge-
bouw, een aanrecht met koud stromend water, warme- en
koude douches, en oplaadpunten voor kleine elektrische
apparaten) een toppunt van luxe. Dan hebben we het nog
niet over de huidige hightech tenten en toebehoren. In de
tijd van Van Suchtelen was dat anders: "Kamperen is een
genot. Om behoorlijk te kunnen kamperen is niets anders
nodig dan een flinke tent, wat (aluminium) kookgerei,
een canvas-wateremmer en waskom, een warme deken,
een rugzak met proviand en een primus-kooktoestel. De
kosten zijn gering. Ik verzeker u, voor de helft van het geld
dat u op één vakantiereisje uitgeeft aan hotel- en pensi
onhouders, hebt u een mooie tent. En voor de fooien die
u wegsmijt aan allerlei Ober's en Unter's, kamermeisjes
(maar die geef ik eigenlijk graag) portiers en schoenpoet
sers, hebt u de bijbehorende benodigdheden. En voor het
gemis van al die twijfelachtige gemakken en vervelende
beslommeringen waarmee de vakantievierende mensheid
meent zich haar zomervreugde grotendeels te moeten ver
gallen, verkrijgt u blijde vrijheid, de onafhankelijkheid van
een woudloper, ziet u de natuur op haar mooist en leert u
uw eigen land kennen als eigenlijk op geen andere manier
mogelijk is. En wie geen vakantiereisjes kunnen betalen?
Och, men kan ook zelf een tent maken en men is toch niet
moreel verplicht te slapen onder een deken van eiderdons
en te koken in aluminium pannen? Ook wij begonnen
vrij primitief en volmaakten eerst langzamerhand onze
uitrusting.”