75 jaar bevrijding - Nummer 135, mei 2020
8
Historische Vereniging Texel
Het Amsterdammertje
Eten hadden wij genoeg en wij namen net als veel andere
Texelaars een Amsterdams hongerkind in huis, waar ik
mij overigens niets van herinner. Volgens mijn moeder
kwam ze broodmager aan en was ze moddervet toen ze
terug ging naar de stad. Het was een beetje competitie
met andere pleeggezinnen. Wie heeft het dikste Amster
dammertje?
Van dat Amsterdammertje hebben wij na de oorlog nooit
meer iets gehoord. Mijn ouders begrepen daar niets van.
Zij hoefden geen dankbaarheid, maar het zou toch niet
zich met schrik dat zijn schrijfwerk zou kunnen worden
ontcijferd uit de letterafdrukken op het inktlint van zijn
schrijfmachine. Daarom ging hij die linten verbranden,
niet in de kachel maar achter zijn huis in een open vuur.
Eens liep die fik zodanig uit de hand dat het een soort
meierblis werd waar de hele buurt op af kwam. Allemaal
overlevering zonder eigen herinnering.
Wat ik me wel zelf herinner is het spit-, schoffel- en
oogstwerk in de grote moestuin die wij hadden in de
buurt van de Doopsgezinde kerk, de Vermaning. Daar
teelden we ook tabak, eigen teelt. Mijn moeder bakte
dagelijks brood uit zelfgemalen tarwe en beschikte over
een grote voorraad graan, via het ruilcircuit afkomstig
van bevriende boeren. Van die boeren kwam ook de
schapenwol die mijn vader spon en twijnde waarna mijn
moeder er voor mij en mijn broertje Theo truien, hemden,
onderbroeken en borstrokken van breide. Zwarte en witte
wol door elkaar zodat al die kledingstukken hetzelfde
spikkeltjespatroon vertoonden. Het voordeel was dat je
niet kon zien dat het vuil was, zodat je het niet zo vaak
hoefde te wassen. Als wij toch wasten gebeurde dat met
de zeep die mijn vader maakte van vet en loog.
op zijn bureau in het raadhuis stond. Die getuigenver
klaringen waren veelal afkomstig van integere Texelaars,
goede Nederlanders, verzetsmensen zelfs die ik nog goed
heb gekend. De teneur van die verklaringen was: Rijk de
Vries was fout maar onder de gegeven omstandigheden
deed hij zijn best om het voor de bevolking dragelijk te
maken. Het wemelde op Texel van de onderduikers maar
hij heeft nooit actie ondernomen om ze op te sporen, laat
staan uit te leveren. Ik vond aan hem gerichte briefjes van
gemoedelijke Texelaars, geen NSB'ers, waarin adressen
werden genoemd waar onderduikers zaten. De burge
meester deed er niets mee en had daarover zelfs span
ningen met de Inselkommandant die hem te slap vond.
Rijk de Vries trad streng op tegen Brits-Indiërs die Texelse
meisjes, soms heel jonge, hadden misbruikt. En hij heeft
bij het begin van de muiterij weten te voorkomen dat drie
Texelse jongens die met de Russen hadden meegevochten
werden doodgeschoten. Door die ontlastende verklarin
gen viel zijn straf zo laag uit dat de officier van justitie
ertegen in beroep ging, vergeefs.
Wij hadden ook kippen, witte leghorns waarvan veel
meer vlees en eieren kwamen dan wij voor onszelf nodig
hadden. Het overschot ging dus ook het circuit in. Een
echte herinnering is dat met die kippen een ongelukje
gebeurde. De hele toom ging op de wieken toen een hond
ons erf oprende. De kippen vlogen in paniek de werk
plaats in waarbij een aantal terecht kwam in een enorme
bak met dunne groene verf, waarin mijn vader onderde
len van landbouwmachines door onderdompeling van
een nieuwe uitstraling voorzag. Het waren dus groene
kippen die even later kakelend rond het huis vlogen.
Mijn moeder zag ze vanuit de keuken voorbijkomen. ‘Ik
docht dot 't papegaaie ware', zei ze later.
Een ander ongelukje overkwam mijzelf. Bij het over
steken van de weg werd ik door een fietsende Georgiër
overreden. Liep goed af want ik had alleen een bloe
dende pink, maar de Georgiër was zeer ontdaan en moest
door mijn ouders worden getroost toen hij zijn veront
schuldigingen kwam maken.
Het Kogerend
Daar woonde slechts één verzetsman: onze overbuur Piet
Beemsterboer, ambtenaar ter secretarie van de gemeente
Texel, later gemeentesecretaris, 33 jaar lang. Wat Beem-
sterboer precies in zijn schild voerde in het belang van de
goede zaak wist niemand, maar dat hij met wat illegaals
bezig was, zag iedereen. Hij was namelijk bang, daar
door extreem voorzichtig en dat viel op. Onze naaste
buur was ‘lange' Willem Boon, de metselaar. Bij hem op
zolder hield hij een radio verborgen en Beemsterboer
kwam daar dagelijks luisteren naar Radio Oranje. Om de
Duitse commandant en de NSB'er te misleiden droeg hij
bij oversteken van de weg telkens een schoenleest, die hij
zogenaamd ging halen of brengen. Hij hield dat ding dan
opvallend in de hoogte, schichtig om zich heen kijkend.
Het verhaal wil dat de Duitse commandant hem wel
degelijk in de smiezen kreeg, juist door dat opvallende
afleidingsgedrag. Volgens mijn vader zei die Duitser op
een gegeven moment: kijk, daar gaat Beemsterboer weer
naar de Engelse radio. Zelf vind ik dat verhaal te leuk om
waar te zijn.
Het doet me denken aan een verhaal dat ik hoorde van
iemand uit Oudeschild en dat illustratief is voor de naïvi
teit waarin men soms door het leven ging.
Een wat oudere vrouw komt de slagerswinkel van Boekel
binnen, waar een hoop mensen staan te wachten, onder
wie enkele Duitse soldaten. Ze raakt aan de praat en
vertelt op een gegeven moment met duidelijke trots:
“ons Jan is in 't verzet, maar d'r mag niet over sproke
worre..."
Beemsterboer hield zich onder andere bezig met het over
schrijven en verspreiden van illegale krantjes en pamflet
ten die hij zo gauw mogelijk bij de afnemers bezorgde
zodat er bij een huiszoeking nooit iets bij hem zou wor
den gevonden. Op een gegeven moment realiseerde hij