Krokus
Simon Dros
Han, Doky, Simon
Nummer 134, maart 2020
20
Historische Vereniging Texel
en Imme Dros, 1947 of 1948 op Vlieland (coll. Simon Dros).
Het verhaal nam tien minuten in beslag en dat was
een mooie tijdvulling na het eerste optreden van het
dameskoor.
Ik werd warm van binnen.
Daar stond dat jongetje dat zó erg stotterde dat hij de
bijnaam van ‘Gerrit de Stotteraar' kreeg.
Dat was een beruchte in- en uitbreker in die dagen en
haalde regelmatig de krant. Het was een slinkse dief en
inbreker en als hij gevangen werd gezet, brak hij met
evenveel gemak uit zijn cel.
Dat zingen in een volle kerk gaf me een heerlijk gevoel
om alle mensen te laten horen dat ik best zonder
stotteren kon zingen, spreken en vertellen.
Ik stotterde nog lang; pas toen ik moest gaan hospiteren
wilde ik niet dat ik voor een volle klas zou gaan
stotteren. Mijn voorbereiding op de lessen was dermate
intensief dat ik eventuele vragen die kinderen zouden
kunnen stellen had voorbereid. Binnen een half jaar
was ik "genezen".
Bij het kerstconcert van 2019 in het zeemanskerkje in
Oudeschild met de Waddenvogels en het Oudeschilder
Visserskoor konden we niet de tijd vullen met liederen
die we gepland hadden. Het mocht wel wat langer
duren. Het was net een beetje te kort allemaal. Ik stelde
voor om een kerstverhaal voor te lezen.
Het werd een verhaal dat ruim vijftig jaar geleden werd
geschreven door mijn zuster Imme, toen nog Emmy
genoemd. Over een ijskoude kerst waar een inwoner
van het dorp had gedroomd dat op de tweede kerstdag
de dijk zou doorbreken bij de Witte Punt. Het verhaal
werd voor waar aangenomen want twee jaar geleden
had de goede man gedroomd dat 't kippeskooltje
zou verbranden daags na de Pinkster en dat was nog
gebeurd ook!
Zij schreef het voor moeder die dat jaar de eer te
beurt viel om op de feestelijke kerstviering met de
Zusterkring van Oudeschild een verhaal voor te lezen.
Ik neem aan dat het gebeurde in de eerste helft van
de jaren vijftig. Veel dialect klinkt daar uit op en ik
neem aan dat moeder een groot succes behaalde bij de
vrouwen.
Toen ik boven op de kansel stond gebeurde er iets met
me.
Ik keek naar beneden en zag eerst een overvolle
kerk maar opeens stond daar midden op die grote
grijszwarte tegels een jongetje van zeven jaar te zingen.
Hij zong zacht en zuiver het liedje van de krokus dat hij
op de zondagschool had geleerd:
Krokus waarom zijn uw kleuren zó van louter goud
Zonnestraaltjes zijn het die ik daar verborgen houd
MUX k “-«J
o»