Nummer 134, maart 2020
18
Historische Vereniging Texel
Gebruikte literatuur
Allan, F., Het eiland Texel en zijne bewoners (Amster
dam 1856).
Bolk, L., ‘Over de lichaamslengte der mannelijke be
volking in Nederland', Nederlandsch Tijdschrift voor
Geneeskunde 53 (1909), 1703-1721.
Coronel, S., De ligchamelijke ontwikkeling in verband
tot den maatschappelijke toestand en den arbeid der
kinderen, Schat der gezondheid 5 (1862) 193-206.
Dekker, D., Texels volksleven (Den Haag 1976).
De Meere, J.M.M., Economische ontwikkeling en levens
standaard in Nederland gedurende de eerste helft van
de negentiende eeuw (Den Haag 1982).
Drukker, J.W. en V. Tassenaar, 'Paradoxes of Moderniza
tion and Material Well-Being in the Netherlands During
the Nineteenth Century, in: R.H. Steckel en R. Floud
(red.), Health and Welfare During Industrialization (Chi
cago 1997), 331-378.
Egeling, L.J., ‘De achttienjarige Noordhollanders in
1858', Schat der Gezondheid 1(1858), 321-339,
Egeling,L.J., 'Verslag namens de commissie voor statis
tiek der Nederlandsche maatschappij tot bevordering
der geneeskunst voorgedragen op de algemeene ver
gadering te Rotterdam den 23esten Junij 1858', Neder
landsch Tijdschrift voor Geneeskunde 2 (1859), 481-489.
nog worden aangevuld met eieren (al dan niet illegaal
geraapt), konijnen, en zoet- en zoutwatervis. In de grote
steden was het gedurende een groot deel van de ne
gentiende eeuw voor de arbeidende klasse erg moeilijk
om aan goed voedsel te komen.29 In de tweede plaats
zorgde schoon drinkwater voor het uitblijven van sle
pende ingewandsziekten die vaak zijn geassocieerd met
groeiachterstanden,30 terwijl de schone lucht longziekten
hielp voorkomen. In de derde plaats zal het toegenomen
isolement van Texel althans een deel van de infectieziek
ten op een afstand hebben gehouden. In de vierde plaats
was de kinderarbeid zeer beperkt, in ieder geval was er
geen arbeid in slechte houdingen in bedompte of stoffige
ruimtes, waar veel kinderen op de vaste wal letterlijk
onder gebukt gingen. Tenslotte noem ik de sociale gelijk
heid - hier was veel minder dan elders sprake van een
arbeidersklasse die zich nauwelijks kon voeden.
Gezondheid
We hebben al gezien dat de verschillen in lengte tussen
sociale groepen gering was. Dat betekent dat de ‘biologi
sche levenstandaard' (die staat voor de gecombineerde
effecten van inkomen, voeding, en ziekten) vrij gelijk
was verdeeld. Mogelijk voelden sommige Texelaars zich
hoger geplaatst dan anderen,23 de verschillen in leefom
standigheden waren in de praktijk heel beperkt. In 1856,
dus midden in de slechtste periode van de negentiende
eeuw, publiceerde Francis Allan een boekje over Texel.
Hij noteert: ‘De hooge ligging en de frissche zeewinden,
maken Texel overigens, tot een gezond en vruchtbaar
oord'. En hij citeert een ‘zeker deskundige': ‘'Ik geloof
niet dat er eene gezondere landstreek zijn kan; de
lieden worden er oud, en, de kinderziekte uitgezonderd,
zijn er de besmettelijke ziekten zeer zeldzaam”.24 Deze
stelling van Allan lijkt niet tot de Texelse geschiedschrij
ving doorgedrongen. Van der Vlis geeft zijn paragraaf
over de gezondheid in het midden van de negentiende
eeuw de onheilspellende titel ‘veel ziekte en veel ver-
driet'.25 Maar blijkens de Bevolkingsatlas van Nederland
was er op Texel in 1850 sprake van relatief geringe sterfte
(15 tot 20 gevallen per 1000 inwoners), ongeveer de helft
van het niveau in Zuid-Holland en Zeeland.26 In die
periode wordt de sterftestatistiek vooral bepaald door
de kindersterfte. Die kwam veel voor en leidde zeker tot
veel verdriet in de getroffen gezinnen. Maar in relatief
opzicht waren de Texelse kinderen gezond. De statis
tiek van de zuigelingensterfte (sterfte binnen het eerste
levensjaar) over 1841-1860 geeft voor Texel 11,89%, ofwel
bijna twaalf op de honderd baby's. Alleen in Andijk en
Wieringen was de situatie gunstiger. Veel slechter was de
situatie in het Gooi zoals Laren met 33,56% en Hilver
sum met 35,43%. Het Noord-Hollandse gemiddelde
stak met 19,86% nog gunstig af tegenover Zeeland waar
ruim 27% van de zuigelingen overleed.27 De relatief lage
zuigelingensterfte duidt op (vermoedelijk) langdurige
borstvoeding en schoon drinkwater. Kinderen die ziektes
overleefden waren trouwens niet per sé de sterksten;
velen liepen groeiachterstanden op of ondervonden op
andere manieren blijvende schade. Volgens van der Vlis
werd Texel in de achttiende eeuw nog veel getroffen
door besmettelijke ziekten meegebracht door zeelieden.
Wat dat betreft zal het grotere isolement in de negentien
de eeuw gunstig hebben uitgepakt. Allan roemt ook de
‘frissche zeewinden' op Texel. Nu werd er in de negen
tiende eeuw wel vaker verband gelegd tussen ziekte en
‘kwade dampen', maar zo heel gek is het niet. Luchtver
vuiling kan tot longziekten leiden, en die kunnen op hun
beurt weer de lengtegroei beperken, zoals ook in recent
onderzoek is aangetoond.28
Als we alles op een rijtje zetten, lijkt de opmerkelijke
lengte van de Texelaars een gevolg van de combinatie
van enkele gelukkige omstandigheden. In de eerste
plaats de beschikbaarheid van voldoende voedsel, met
name dierlijke eiwitten. Melk, kaas en boter konden
Besluit
Texel was misschien niet (steeds) de gemeente met de
langste inwoners van Nederland, maar gedurende de
hele negentiende en eerste helft van de twintigste eeuw
was het eiland zeker in de top te vinden. En dat betekent
dat Texel kon buigen op een bijzonder gunstige ‘biologi
sche levenstandaard'. De inwoners waren dan wel niet
rijk, ze waren wel gezonder dan vele andere Nederlan
ders. En dit gold vrijwel alle eilanders: de verschillen in
lengte tussen zoons van boeren, zeelieden, arbeiders en
middenstanders waren gering. Qua gezondheid was er
dus sprake van een grote sociale gelijkheid.