haring aange- Nummer 133, december 2019 Historische Vereniging Texel 25 25-11-19 19:26 Cor de Wolf: “Als we niet gingen vissen verbleven we uiteraard ook in Breskens. Als visserman ging je dan geen partijtje Steurharing Het vissen op maatjesharing door de Texelaars was zeer beperkt. De schepen waren te klein en te licht bemand voor deze arbeidsintensieve visserij. Eind augustus begon de haringvisserij onder de Engelse wal. De haring die het eerst werd gevangen ging in de tonnen. Op vijf vaten haring ging één vat zout, en werd dan de zogenaamde steurharing. De temperatuur van het zeewater was in augustus nog hoog en door dit zout kon men bederf tegengaan. Deze haring was voorname lijk bestemd voor Polen. De laatste gevangen haring werd als verse voerd. Voor Breskens waren het gouden tijden. De tachtig kot ters die in die periode de Zeeuws-Vlaamse plaats als thuishaven hadden gezocht, waarvan tien span afkom stig van Texel, zorgden voor extra werk en inkomsten. Elke kotter telde vijf mensen en die hadden allemaal voor een week eten nodig. Vooral het begin van een nieuwe haringperiode gaf een levendig beeld in het dorp te zien omdat deze tegelijk met de bietencampagne begon. Ton van Laarhoven, voorzitter van de plaatselijke middenstandsvereniging, omschreef het als volgt: “De vissers zijn voor de plaatselijke bevolking een zegen. Proviand en netten worden hier betrokken. Per week ge bruikt de 200pk-motor van een kotter zo'n drieduizend liter gasolie die grotendeels in Breskens wordt geladen, en zo zijn er nog vele andere artikelen die door de mid denstand uit Breskens worden geleverd.” Acht losploegen, ondergebracht in de stichting Elha, zorgden voor het lossen van de schepen. Eke ploeg bestond uit zes man, voor het merendeel afkomstig uit het buurtschap Nummer Een. Zij deden vaak aangeno men werk bij boeren, maar zodra de eerste haringspan- nen Breskens aandeden, keerden ze de boeren de rug toe omdat bij het haringlossen meer te verdienen was. Twee man van zo'n ploeg werkten in het visruim, een man stond bij het luik daarvan en zorgde voor de aan- en afvoer van volle en lege manden, een man stond bij de loskop en hanteerde het losval en twee man kiepten de haring in de vrachtwagen of camion. De samenstel ling van de ploeg en de beurt van lossing werd in goede banen geleid door voorman Ko de Lange. Cor de Wolf: “Ook gaf het veel werk aan transportondernemingen. Het is voorgekomen dat bij extreem hoge aanvoer de kotters enkele uren moesten wachten op een vrachtauto. Alle beschikbare vrachtauto's waren vol en onderweg. Het wachten was op een auto die gelost was in Spaken burg of IJmuiden en weer leeg terugkwam”. HVT 133 binnenwerk druk.indd 25 Hannie van der Vis-de Ridder In 1956 had Hannie de Ridder (1936) verkering met Anthonie Pz. (Toon) Van der Vis (1933-1982). Hij was van de TX 37. Elke week kwamen ze van Texel naar Breskens en retour. Hondsmoe kwamen ze thuis. De hele zondag lagen ze te slapen en met de eerste boot, 05.20 uur op maandag, vertrokken ze weer. Op een dag vroeg hij haar om mee te gaan naar Bres- kens. Dat wilde ze wel graag, maar vader Jan de Rid der zei “Déér komt niks fon in wont jullie benne niet trouwd”. Toen zijn ze maar op 28 september 1958 getrouwd. Vader en moeder van der Vis [Piet van Toon van der Vis en Cornelia van Houte] gingen altijd wat eerder naar Breskens om een huis te huren. Ze huurden nu meteen voor het nieuwe echtpaar ook een woning/woonge- deelte. Hannie en Toon woonden de eerste keer boven een kledingzaak. De jaren daarna boven een slagerij, in het voorste gedeelte van het huis van een oude dame, zij woonde achterin. En in een flat. Het eerste jaar was ze vrij als een vogeltje en samen met domino spelen, maar zocht je bijvoorbeeld café Du Com merce met het mortierorgel aan het Spuiplein op of het café van Jaap Smoor in de Zandstraat. Er werd een stevig potje bier gedronken. “Ze zuup'n totdat de luuz'n op ud der kop bost'n”, omschreef een Bressiaander het eens op treffende wijze. Het kon wel eens uit de hand lopen. Zo had een van ons al op een keer behoorlijk veel gedron ken. Hij verliet het café om buiten een plasje te doen. Daar zag hij een beha aan de waslijn hangen. Hij maakte hem los en deed hem aan, waarna hij terug naar binnen wilde om zijn maats te verrassen. Hij stond bijzonder wankel op zijn benen en bij het teruggaan struikelde hij over een Solex die hij ook maar meenam. Even later reed hij vrolijk kushandjes uitdelend rond het biljart van Smoor. Niet iedereen zocht zijn vertier in het café. Schip per Willem Pieter van der Vis ging bijvoorbeeld in zijn vrije tijd met boer Toon Lako jagen op ganzen.” “Als visserman verdiende je in die haringtijd ontzet tend veel geld. Mijn vader kreeg als gewoon werkman een salaris van zestig gulden per week. Wij troffen soms een bedrag van duizend gulden in ons loonzakje aan.” Een mooi verhaal herinnert Cor zich bij de aanstaande bruiloft van een collega. “Hij wilde er een mooi feest van maken met veel gasten. Hij ging afspraken maken met het dorpshuis in Oudeschild bij ons op het eiland, waar het feest zou plaatsvinden. De beheerder moest ervoor zorgen dat het aan niets zou ontbreken. Deze vertelde dat het heel wat centen ging kosten en rekende de vis serman een bedrag van zo'n twaalfhonderd gulden voor, wat geen probleem voor de aanstaande bruidegom was. Wat denk je? Een week later kreeg de visserman een loonzakje met daarin twaalfhonderd gulden. Dat reser veerde hij meteen voor zijn huwelijksdag.”

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2019 | | pagina 27