Nummer 133, december 2019 Historische Vereniging Texel 13 25-11-19 19:26 14Van der Loos 1928, 164. 15Den Haag, Nationaal Archief, Kapittel van St. Maria op het Hof te 's- Gravenhage, inventarisnr. 242.1. Vergelijk Martens van Sevenhoven 1914, 100 nr. 273; Van den Berg 1955, 245; Van der Loos 1928, 162; Verhoofstad 1959, 111; Dros 2002, 4 en Van der Kooi 2005, 21 n. 2. Kuys 2014, 142 zegt dat het kapittel in 1453 slechts het collatierecht van de kerk van Den Burg kreeg en dat er pas vanaf 1461, bij pauselijk privilege, sprake was van incorporatie. In de brief uit 1453 zegt Filips echter onomwonden: Nous la dicte eglise ala Bourg ou Texel, en enkele andere vicarieën, avons donnees incorporees et annexees, donnons incorporons et an- nexons pour et au prouffit du chappitre nostre chappelle dela Haye (‘wij hebben de genoemde kerk te Den Burg of Texel gegeven, geïncorporeerd en geannexeerd, en geven, incorporeren en annexeren die voor en ten bate van het kapittel van onze kapel in Den Haag'). 16Over kapittels, zie Kuys 2004, 210-244. Over het Onze-Lieve-Vrouwka- pittel te Den Haag, zie Kuys 2014, 135-147. 17Over incorporatie, zie Kuys 2004, 62-65. Over het beneficium, zie Kuys 2004, 57-59. Over het collatierecht, zie Kuys 2004, 50-57. 18Over Hendrik van Kampen, zie Scholtens 1952, 123. 19Utrecht, Het Utrechts Archief, Domkapittel te Utrecht, inventarisnr. 2463-3, f. 11v; geciteerd door Holtkamp 1930, 45. Over de aartsdiaken van de dom, zie Kuys 2004, 130-134. Over zijn officiaal, zie Kuys 2004, 150. Over de residentieplicht van een pastoor, zie Kuys 2004, 144-145. 20Over Nicolaas Gerritsz. van Haarlem, zie Scholtens 1952, 122. 21Martens van Sevenhoven 1914, 102 nr. 284. 22Over David van Bourgondië, zie Zilverberg 1951. 8Guy van Castillon Maken cond allen luden, dat wy ghegeven hebben onsen goeden luden van Texel ene vrye Jaermarct, drie daghe voer sint Jans dach midzomer, ende drie dage daer na Ende deze vryheyt vander Marcten voirsz is bepaelt, ende beghinnende aen de nieuwe brugghe, ende van daer streckende tot aen Jan Scoemakers huys, ende dese huuse, die daer binnen staen ter Borch, Zuut ende Noort, die hebben dese voirsz vryheyt (Privilegien 1745, 8-9). Ook de keuren van Texel uit 1477 spreken van een markt rond Ste Jans-dach mid-somer (Stolk 1898, 441 nr. 38). 9Van der Loos 1928, 165. 10Het kazuifelkruis is afgebeeld door Van der Kooi 1997, 15 afb. 2. Johannes de Doper staat in het bovenste veld en is te herkennen aan het Lam Gods dat hij in zijn armen draagt en aanwijst (vergelijk Johannes 1, 29.36). “Over het (fluwelen) kazuifel zelf, dat niet ouder was dan 1600, zie Graaf 1888, 21. 12Utrecht, Museum Catharijneconvent, BMH t570. 13Het genoemde jaartal is afkomstig uit de digitale catalogus van Mu seum Catharijneconvent, zie http://adlib.catharijneconvent.nl/ais54/ Details/collect/21557. Daar worden de overige heiligen op het kazuifel kruis geïdentificeerd als Barbara, Petrus, Simon van Cyrene en Jozef. Het middelste veld toont de genadestoel. HVT 133 binnenwerk druk.indd 13 Tot de herindeling van de bisdommen in 1559 hoorde Texel bij het bisdom Utrecht.14 Op 12 mei 1453 schonk Filips de Goede, hertog van Bourgondië en graaf van Holland, de kerk van Den Burg ter incorporatie aan het kapittel van Onze-Lieve-Vrouw in de hofkapel te Den Haag, dat kampte met teruglopende inkomsten.15 Zo'n kapittel was een gemeenschap van geestelijken, kanunniken genoemd, die belast waren met het koorgebed.16 De incorporatie zou betekenen dat de kerk van Den Burg permanent in het kapittel werd ingelijfd, waarmee dat laatste de inkomsten van de pastoor (het beneficium) in handen kreeg en het recht ontving om geestelijken in het bezit daarvan te stellen (collatio).17 Het duurde echter even voordat dit alles in kannen en kruiken was. Uit een aantekening in het manuaal van de officiaal van de aartsdiaken van de Utrechtse dom over het jaar 1452-1453 blijkt dat in die tijd Henricus uuter Wijck uit Kampen pastoor van Den Burg was.18 Hij kreeg ontheffing van de verplichting om in zijn parochie te wonen (residentie) en het recht om een plaatsbekleder aan te wijzen (officiatio).19 In 1459 had hij het beneficium nog altijd in handen. Inmiddels was hij novice geworden in het kartuizerklooster Nieuwlicht bij Utrecht en het Hof van Holland verzocht zijn prior, Claes Geryt's zoon,20 om de kerk te Den Burg over te geven aan het Onze-Lieve-Vrouwkapittel. De overste liet in een brief van 29 november weten dat hij niet over Henricus' goederen mocht beschikken zolang deze nog novice was.21 Dat duurde echter niet lang, want nog geen jaar later deed de kersverse kartuizer, waarschijnlijk voorafgaand aan zijn professie, vrijwillig afstand van zijn beneficium. Dit lezen we in een charter van David van Bourgondië, bisschop van Utrecht (1455-1496),22 daterend van 31 juli 1460. Uit hetzelfde document blijkt bovendien dat David de zorg voor de kerk op Texel inmiddels, na Henricus' terugtreden, had toevertrouwd aan zijn wijbisschop, de dominicaan Joost Borre.23 De bisschop ging akkoord met de incorporatie, maar verlangde wel dat het beneficium levenslang in Joost zijn bezit zou blijven.24 De Haagse ka nunniken moesten dus nog even geduld hebben voordat ze geld zagen. Hoelang precies is niet te zeggen, aange zien de sterfdag van Joost niet bekend is; een oorkonde van zijn opvolger als wijbisschop de dato 7 april 1469 is de vroegste aanwijzing voor zijn overlijden.25 Hoe dat ook zij, de incorporatie van de kerk te Den Burg in het Onze-Lieve-Vrouwkapittel kon in ieder geval doorgang vinden en op 18 juni 1461 machtigde paus Pius II de aartsdiaken en proost van de Sint-Pieterskerk te Utrecht, Walter van der Goude,26 om haar uit te voeren.27 In een charter van 30 april 1464 verklaarde Walter dat hij dit gedaan had,28 nadat eerst de aartsdiaken en proost van de Utrechtse domkerk, Gijsbert van Brederode,29 er op 23 oktober 1461 zijn benodigde goedkeuring aan verleend en Pius II de incorporatie met verschillende nadere bepa lingen nog eens bevestigd had.30 In de tweede helft van de vijftiende eeuw moest Den Burg het dus structureel zonder de aanwezigheid van haar pastoor doen. Henricus en Joost verbleven beiden elders en na de dood van die laatste viel de parochierk geheel onder de verantwoordelijkheid van het Onze- Lieve-Vrouwkapittel in Den Haag.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2019 | | pagina 15