oude broek met een touw vastgeknoopt om mijn middel en een oude gescheurde jas, beide veel te groot en om mijn tengere lijf gedrapeerd. Het was natuurlijk wel de noodzakelijke outfit om bramen te plukken vanwege de doorns en we hadden geen lange broeken van ons zelf. En dan zag ik er natuurlijk niet uit met mijn gezicht vol bramensapvlekken en verse schrammen. Ik dacht, ik wacht wel tot ze weg zijn, maar uiteindelijk realiseerde ik me toch dat ik tevoorschijn moest komen. De dames wa ren natuurlijk erg bezorgd, maar konden weinig doen om me te helpen. Ze waren simpelweg niet gekleed om me te bevrijden en daarom riepen ze Thijs, die verderop bezig was. Hij dook in de struiken, maakte een opening en trok me naar boven, zodat iedereen me kon zien. Ik weet niet of ik nu meer blij was dan dat ik me schaamde. Een geluk bij een ongeluk was dat mijn bus met bramen niet was gevallen. Bovendien had ik de plaats met de meeste bramen gevonden in de hele omgeving. We maakten een goed pad en plukten daar heel veel bramen. We boden er een aantal aan aan de dames Maas en Bakker als dank voor het redden van mij. De rest ging mee naar huis, zodat moeder er jam van kon maken. Soms heb je geluk bij een ongeluk. Het rampjaar Het rampjaar duurde van oktober 1938 tot dezelfde maand in 1939. Het was een donkere tijd in ons gezin en zeker het aller moeilijkste jaar in het leven van mijn ou ders. Het begon met de dood van grootmoeder van va ders kant. Ze was 83 en woonde in die tijd bij tante Jannetje, mijn vaders zuster. Behalve het verlies van haar - het was de eerste keer dat ik mijn vader heb zien huilen - wisten mijn ouders ook dat haar dood het einde kon betekenen van hun leven op de boerderij, zoals het de laatste 13 jaar was geweest. De boerderij was niet van va der. Hij begon met huren toen hij in 1925 trouwde omdat hij niet genoeg geld had om het bedrijf te kopen. In 1938 had hij nog steeds niet de middelen om te kopen, maar nu wilden zijn broers en zuster hun aandeel in de erfenis. Het huis, de schuren en het land moesten openbaar wor den verkocht zodra de oogst van het volgende jaar bin nen was. Moeder was wanhopig, want in haar familie was heteelfde gebeurd toen ze jong was. Het gaf haar zo veel spanning en verdriet dat in januari 1939 haar baby voortijdig werd geboren en bijna doodging. Dat was Riet. Gelukkig heeft Riet het gehaald en werd daarna vaak lie&ozend het Krieltje genoemd omdat ze zo klein was. Sindsdien is ze opgegroeid tot een geliefde zuster. De ergste van de rampen gebeurde op woensdag 19 april. Op woensdag gingen we alleen 's morgens naar school. Op die dag, toen ik na de lestijd van het schoolplein kwam wachtte Hanna me op. Het leek alsof ze had ge huild en ik vroeg wat er was. Er is thuis iets verschrikkelijks gebeurd, zei ze en ze be gon weer te huilen. Ome Theo kwam er net langs op weg naar zijn werk en die zei ons dat we niet naar huis kon- den gaan, maar dat we wel in zijn huis konden gaan mid dageten." Maar waarom dan?" Ik was bang voor het ant woord. "Kleine Jantje is in een tobbe met heet water ge vallen en moeder en vader zijn met hem naar het ziekenhuis". Jantje was ons jongste broertje, een aardig en speels ventje. En voordat ik kon vragen naar meer de tails zei Hanna dat dat alles was wat ze wist. Tante Nel zal wel meer zeggen als we daar zijn. Haar huis was on geveer op de helft van onze weg naar school. Toen we daar kwamen zagen we dat zij ook gehuild had. Ze had het er erg moeilijk mee om ons te vertellen wat er was ge beurd. Die woensdag was het voor moeder wasdag. Gewoonlijk waste ze de kleren met de hand omdat, ge loof het of niet, dat de gemakkelijkste manier was. Deze keer deed ze het op de moeilijke manier met een oude houten wasmachine in de bijkeuken die je met de hand moest vullen en je kon legen door een gat in de bodem. Het water met de was moest buiten in de luif in een grote metalen pot op een stenen stookplaats worden verhit. De kachel moest worden gestookt met takken en houtblok ken. Als het water kookte bracht ze het water met daarin de was met een grote emmer naar de wasmachine en vulde hem daarmee. Om een of andere reden, en later kon ze niet meer herinneren waarom, had ze een paar emmers heet water in een grote tobbe gedaan die op de vloer stond. Plotseling kwam Jantje aanrennen, met zijn oudere broer Dirk achter hem aan. Ze waren twee en een half en vijf jaar oud en altijd bezig om achter elkaar aan te rennen rond het huis. Juist op het moment dat hij de tobbe naderde, keek hij achterom naar Dirk. Hij viel over de rand van de tobbe, met zijn hoofd erin. Het is moeilijk voor te stellen wat er in moeder omging in de momenten die volgden, ze is nooit in staat geweest om daarover te praten. Ze was helemaal alleen met vier kleine kinderen. Vader was ergens op het land. Er waren geen buren in de nabijheid, geen telefoon, geen radio, geen hulp. Toen uit eindelijk de dokter kwam werd Jantje in de ziekenauto gedragen en naar de veerboot gebracht die voor hem was blijven wachten en hij werd zo snel mogelijk naar het zie kenhuis gebracht in Den Helder. Maar het was allemaal te laat. De volgende dag is hij gestorven. Mijn vader huilde voor de tweede keer dat jaar. Moeder kon niet meer huilen en ze droeg de pijn van die dag met haar mee voor de rest van haar leven. Ze heeft me veertig jaar later verteld dat ze zichzelf nooit heeft vergeven wat er gebeurd was die dag. Voor haar voelde het alsof zij de gene was die haar kleine jongen had gedood. Daarna was op het eiland bekend geworden dat de boerderij bij op bod zou worden verkocht. De mensen die kwamen kij ken stampten door het huis alsof het al van hun was. Vader had iemand gevonden die hem geld wilde lenen, dus had hij de hoop dat hij op zijn minst de gebouwen en misschien ook wel een stuk land zou kunnen kopen bij de veiling. Moeder heeft veel gebeden en liet ons het zelfde doen. Ik kan me wel herinneren dat mijn eigen ge beden een beetje gemixt waren. In het geheim hoopte ik Nummer 128, augustus 2018 Historische Vereniging Texel 23

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2018 | | pagina 25