Doe gewoon maar effe overhard Aart van den Brink 26 27 28 29 30 3 De eerste regel die ik in het Tessels schreef, kwam in 2000 4 in een gedichtje terecht: 'De zee was vol, wat benne we 5 verskote.' Hier was mijn vader aan het woord, vertellend 6 over de mannen van de dijkbewaking die bij de wadden- 7 dijk aankwamen tijdens de watersnoodramp van 1953. 8 Lang voorbij. Het gedichtje ging over allerlei lang voor- 9 bije zaken: 10 11 Van Ouwe Kachel doofde het gedender 12 en twaalf december ging vanzelf voorbij; 13 Marsdiep kwam tussen Meierblis en mij, 14 steeds meer werd ik wat minder Oosterender.1 15 16 Ook het Tessels was eigenlijk al grotendeels voorbij voor 17 mij. Ooit, zo rond 1960, als kind natuurlijk wel gesproken 18 en gehoord. We gingen 'op stréét te speule' om je moeder 19 niet 'voor de biêne te lóópe'. Maar zulke taal hoorde je 20 toen echt niet op school en later in Den Burg op straat ook 21 weer een stuk minder dan in Oosterend. 22 Mijn vader sprak nog wel Tessels. Maar niet het oer- 23 Tessels van 'ik hèèw' en 'wee wozze'; eerder maar de 24 meer afgesleten vorm van 'ik heb' en 'wij waare'. 25 Overigens nog met zoveel accent dat vrienden van de 26 overkant er niet veel van begrepen. Een tussentaal was 27 het daarmee wel en alleen voor onder elkaar. Want als de 28 dominee op bezoek kwam, deed hij erg zijn best om net- 29 jes Nederlands te praten en bij het hardop bidden van het 30 Onze Vader zei hij 'tot in eeuwigheid' en niet 'tot in ééu- 31 wigheid'2. Het dialect was aan het verdwijnen; dat was 32 onvermijdelijk. Het Tessels in mijn gedichtje kwam bij mij 33 ook niet meer uit dagelijks gebruik maar van ergens voor- 34 bij 'de rand van het domein van mijn geheugen'3. 35 Toch probeerde ik een paar jaar later een heel gedicht in 36 het Tessels te schrijven. Allereerst omdat ik de angst van 37 een vrouw voor slecht nieuws wilde beschrijven en dat 38 vereiste afstand. Dan leek Tessels me wel geschikt. Een 39 eerste versie luidde aldus: 40 41 'k heb naggers keke, 'k heb een vest omsloge 42 't is kouwer nou, ik liep tot an de dam 43 ik dacht dat ik een telefoon kon horen 44 dat buurvrouw mee meskien te halen kwam 45 46 Ik stelde me daarbij mijn oma in Eierland voor, het kale 47 landschap, zelf geen telefoon, mist en schemer na een 48 warme dag, een gevoel van beklemming. En dat in het 49 Tessels. Maar dan wel in de tussentaal van de jaren zes- 50 tig, niet al te nadrukkelijk. Ik maakte er zelfs een melodie 51 voor, want dit was best goed verstaanbaar, dacht ik en ik 52 zong het hier en daar (aanvankelijk met grote schroom). 53 De reacties waren leuk, maar iemand zei dat ik misschien 54 wel 'omslege' moest zingen en niet 'omsloge'. Vreemd. 55 'Omsloge' was via mijn moeder a&omstig van mijn oma, 56 die uit Oudeschild kwam en zeer goed Tessels sprak, dat was bekend. Ik hield me toen eigenlijk meer bezig met de 3 vraag of ik het allemaal niet nog wat ouderwetser moest 4 maken: geen 'nou' maar 'noow' (met ronde 'o') en geen 5 'dat' maar 'dot' en paste een woord als 'telefoon' (of zelfs 6 'tillefoon') wel in een Tessels lied? En is echt en oud Tessels dan ook vanzelf ook mooi Tessels? 8 Vanaf 2011 organiseerde de dialectgroep van de 9 Historische Vereniging Texel jaarlijks een uitvoering, 10 Echt op sien Tessels, met volop dialect. Niet even een 11 praatje met de buren of een enkele kreet op straat, maar 12 een zee van verhalen, liedjes en conferances waardoor je 13 helemaal werd meegesleept, of je nou wilde of niet. Het 14 een was nog beter dan het ander. 15 Ik begon het een leuke uitdaging te vinden om voor elke 16 volgende versie een nieuw liedje te schrijven en vroeg 17 me af wat je moest gebruiken voor een zo groot mogelijk 18 effect. Afwijkende uitspraak? Gekke verdwenen woor- 19 den? Vreemde constructies. Sèègies? Het moest mogelijk 20 zijn om een top tien te bedenken van slimme truukjes, 21 een receptenboek voor liedjes in 'mooi Tessels'. En die 22 top tien heb ik ook wel eens gemaakt. De voor de aa 23 (peerd, dreed, skeep) was een grote favoriet. En zinnetjes 24 die in het Tessels verrassende rijmwoorden opleverden: 25 De lijst werd langer en langer. Erg geschikt voor humo- 31 ristische liedjes of verhaaltjes. Misschien kon ik daarover 32 een keer een lezinkje houden met voorbeelden uit eigen 33 werk en misschien kon ik ook de gedichten van mijn oma 34 daarvoor gebruiken. Die had immers ook in het Tessels 35 geschreven? Maar het lezinkje werd al gauw een artikel 36 en het artikel werd een boekje, Brief uut Eierland. Een fa- 37 miliegeschiedenis tot in de 18e eeuw en een onderzoek 38 naar wat 'mooi Tessels' maakt en hoe dat komt. 39 40 Nou besef ik wel dat dit een erg persoonlijk onderzoek is 41 geworden. Wat ik mooi en correct Tessels vind, zal een 42 ander vaak niet zo zien. Ik vond 'miende ik' (meende ik) 43 in een gedichtje van mijn oma maar raar Tessels. 44 Misschien woonde ze toen al te lang in Eierland deed ze 45 er een te dikke schep bovenop. Maar taalkundige Marcel 46 Plaatsman liet me weten dat hij 'miende' wel eens ergens 47 had gelezen. Ook kende hij 'zóódréé' (voor zodra, dus 48 rijmend op zéé), wat mij en mijn Oosterender leeftijdsge- 49 noten weer erg vreemd in de oren klonk. Misschien 50 'zóódraa, al voelt dat ook een beetje als een moderne toe- 51 voeging. Liever zeiden we 'geliek os!' Ja, zo hoorde je dat 52 vroeger! 53 En daar lijkt het wel om te gaan. Toen ik bij een van de 54 uitvoeringen 'doe maar overhard' hoorde zeggen, schoot 55 me een heel sterke herinnering te binnen. 56 Ik bood nag on, ik breng je naar de bóót Maar je skoot niet op, de hond sot op je skóót Ik sloot 'm op, aars gaat ie deur de slóót Nummer 127, juni 2018 Historische Vereniging Texel 31

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2018 | | pagina 33