1 Door het materiaal nader te bestuderen kunnen we iets 2 zeggen over de herkomst van de vuursteen. Het ge- 3 steente heeft een donkergrijsbruine kleur en een glasach- 4 tige textuur. Vaak bevatten vuurstenen kleine fossielen 5 van mariene organismes. Dat is bij deze vuursteen niet 6 het geval; wel kan een geringe hoeveelheid aan kleine 7 ronde vlekjes in de steen herkend worden. Dit zijn waar- 8 schijnlijk delen die minder sterk verkiezeld zijn en waar 9 de oorspronkelijke kalksteen (het moedergesteente) deels 10 is overgebleven. Nemen we al deze eigenschappen in 11 ogenschouw, dan heeft dit type vuursteen het meeste 12 weg van wat we binnen de archeologie noordelijke vuur- 13 steen noemen. Dit is materiaal dat van oorsprong uit 14 zuid-Scandinavië of noord-Denemarken afcomstig is. 15 Dit wil niet meteen zeggen dat het vuursteen ook daad- 16 werkelijk uit deze streken door mensen is aangevoerd. 17 Wat verder opvalt is dat het stuk op een van de platte zij- 18 des nog op drie plaatsen restanten van de oorspronke- 19 lijke buitenkant van de vuursteen bezit, de cortex. Bij dit 20 artefact is deze cortex duidelijk afgesleten en voelt ze 21 glad aan. Dit duidt erop dat de vuursteen na erosie uit de 22 fijne kalkafzettingen, waarin het gevormd is, aan mecha- 23 nische wrijving tijdens transport onderhevig is geweest. 24 In het geval van Nederlands archeologisch materiaal ko- 25 men voor dit soort mechanisch verweerde noordelijke 26 vuurstenen twee herkomstcontexten het meest in aan- 27 merking. Dat zijn de kiezelrijke kusten van noordelijk 28 Duitsland ten oosten van Sleeswijk-Holstein, waar kwali- 29 tatief hoogwaardig vuursteen makkelijk voor het opra- 30 pen ligt en waar gedurende het neolithicum dan ook lo- 31 kale bijlproductie plaats heeft gevonden (Beuker 2005). 32 De andere herkomst ligt dichter in de buurt en wordt ge- 33 vormd door de oppervlakteontsluitingen van grondmo- 34 rene of keileem. Dit met het gletsjerijs van de voorlaatste 35 ijstijd (Saalien; 200.000 - 130.000 jaar geleden meege- 36 voerde materiaal bestaat uit een bonte verzameling aan 37 gesteentes uit noordelijker streken. Naast een grote varië- 38 teit aan kristallijne gesteentes, zoals bijvoorbeeld granie- 39 ten, gneissen en porfieren, zit hier ook noordelijke vuur- 40 steen tussen. 41 Oppervlakteontsluitingen van keileem bevinden zich op 42 diverse locaties in Nederland, allemaal ten noorden van 43 de stuwwallen. Ook op Texel zelf liggen nabij Den Hoorn 44 een kleine en tussen Den Burg en Oudeschild een om- 45 vangrijkere opduiking, De Hoge Berg. Dit maakt het 46 waarschijnlijk dat het vuursteen van het halffabricaat lo- 47 kaal op Texel verzameld is. Daarbij kan zelfs een her- 48 komst in de directe nabijheid van de vondstlocatie ter 49 hoogte van het kanaal niet uitgesloten worden, aange- 50 zien de grondmorene daar vrij dicht onder het 51 Pleistocene dekzand ligt. Hierbij dient wel opgemerkt te 52 worden dat keileem door het lange transport arm is aan 53 omvangrijk uitgangsmateriaal van hoge kwaliteit. De 54 grootte van het halffabricaat is echter niet zodanig dat 55 een grondmorene herkomst uitgesloten dient te worden. 56 Hierin onderscheidt dit halffabricaat zich duidelijk van zeer omvangrijke bijlen met rechthoekige doorsnede, die 1 we van de noordelijke provincies kennen en die als via 2 ruilhandel geïmporteerde stukken gezien worden. 3 4 In Nederland kennen we halffabricaten vooral uit 5 Limburg waar in het midden-neolithicum systematisch 6 in diepe schachten naar vuursteen is gemijnd en bijlen op 7 grote schaal werden vervaardigd. In de noordelijke stre- 8 ken van ons land worden ze maar heel sporadisch aange- 9 troffen. De meeste noordelijke voorbeelden die we ken- 10 nen maken onderdeel uit van zogenaamde 'depots'. 11 Daarin zijn halffabricaten veelal met andere artefacten 12 bewust achtergelaten, naar wij vermoeden als onderdeel 13 van een cultureel ritueel. Locaties waar veel van dit soort 14 deposities zijn gevonden, worden vaak als natte contex- 15 ten bestempeld. Dit kunnen vennetjes, moerassen of 16 kleine beekjes zijn geweest (Wentink 2006). 17 Door de vondstomstandigheden is bij het halffabricaat 18 uit Texel niet goed te achterhalen of een dergelijke natte 19 context de plaats vormde waar het artefact eventueel is 20 gedeponeerd. Aangezien deze locatie ten tijde van de 21 Trechterbekercultuur globaal gezien in een randzone lag 22 op de overgang van het droge zandige Pleistocene opper- 23 vlak naar het veen, moet de mogelijkheid open gehouden 24 worden dat we hier met een depotvondst uit een natte 25 context te maken hebben. 26 Deze depothypothese wordt verder versterkt door de 27 aanwezigheid van een klein plekje rode oker op het arte- 28 fact. Dat het om rode oker gaat is met een polariserende 29 microscoop vastgesteld door Annemieke Verbaas van de 30 Universiteit Leiden. Dat rode oker een rol speelde bij de 31 depots heeft recent onderzoek naar een hele serie Noord- 32 Nederlandse bijlen uit rituele context uitgewezen 33 (Wentink 2006). Bij meer dan 60 is ergens op het op- 34 pervlak, meestal op de snede, deze rode kleurstof aange- 35 troffen, dit in tegenstelling tot bijlen uit nederzettings- 36 context, waar dit niet het geval is. Naar de precieze reden 37 of betekenis van het gebruik van oker in relatie tot bijlde- 38 pots blijft het vooralsnog gissen. 39 40 Het feit dat bijlen en in mindere mate halffabricaten on- 41 derdeel uitmaakten van dit soort rituele deposities zegt 42 iets over de bijzondere waarde die aan deze werktuigen 43 in de prehistorie werd toegekend. Dat geldt niet alleen 44 voor de Europese prehistorie, maar is een wereldwijd fe- 45 nomeen. Op vele plaatsen zien we dat bijlen over grote 46 afstanden werden verhandeld en in bijzondere contexten 47 werden achtergelaten. Dan rijst natuurlijk de vraag 48 waarom er aan bijlen zoveel waarde werd toegekend. 49 Een algemeen criterium is dat het vaardigheid, moeite en 50 tijd kost om ze te maken. Het eerste stadium van het ma- 51 ken, het in de juiste vorm bekappen van een stuk vuur- 52 steen is vooral een kwestie van het aanleren van de tech- 53 niek van het slaan van vuursteen. Beschikte je eenmaal 54 over de juiste handigheid, dan kostte het voor een erva- 55 ren vuursteensmid niet veel tijd om een geschikt stuk 56 Nummer 127, juni 2018 Historische Vereniging Texel 13

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2018 | | pagina 15