Ze verwonderen zich erover dat meeuwen en andere
schelpenvreters deze makkelijk te verschalken buit ver
smaden. Dan bezoeken ze een kleine kolonie oeverzwa
luwen in de duinen. De noordwesterstormen hebben hier
stuifgaten gevormd. Vlak onder de breukrand van de
krater nestelen de oeverzwaluwen. Vervolgens gaat het
naar De Koog. Ze beklimmen het hoge duin bij het
Badpaviljoen en bewonderen het uiteicht. Dan rijden ze
verder naar Den Burg, eerst over de heide, daarna veran
dert het beeld. Den Burg, toen een dorp met 1500 inwo
ners vinden ze zeer aardig, met een alleraardigst park
met geweldige iepen. Aan het marktplein staan verschil
lende hotels, in een ervan eten ze. Uit het park en de tui
nen klinken geluiden van vink, spotvogel, grasmus,
Bij terugkomst in het Wapen van Amsterdam treffen ze
Daalder, Dr. E.D. van Oort en diens broer.1 Van Oort
vindt het niet onaannemelijk dat de hier veel toegepaste
kunstmest bijgedragen heeft aan de vissterfte. Hazen en
konijnen zagen ze veel onderweg en ook hermelijnen.
Leege noemt ook de zandhagedis Lacerta agillis en de
kleine watersalamander.
Op 13 juni 's morgens om 6 uur wandelden de heren
weer terug naar Oudeschild en waren om half acht aan
boord van de "Welle", hun gehuurde zeilboot.
Tot slot geeft Leege een overzicht van de broedvogels van
de Nederlandse eilanden, met de plaatselijke benamingen.
De gegevens van Texel ontving hij van meester Daalder.
HydrockvUdon m"ff ra ("Linnaeus)
DL ZWAKTE STERN
zwartkop, fitis, tjiftjaf, winterkoning en groenling. Na de
maaltijd rijden ze verder naar De Waal, waar ze in
Waalenburg enkele lepelaars zien. Vroeger was dat in de
zuidwestelijke duinvalleien een gewone broedvogel,
maar na de ontwatering verdwenen. In het voorjaar van
1906 werd bij Oudeschild nog een nest in het riet gevon
den, zo hoort Leege. Behalve meerkoet, waterhoen en do-
daars zien ze meerdere eenden en grutto's, die net als tu
reluurs ook op de telegraafdraden zitten. Ze zien een
grote kolonie kokmeeuwen in het riet en een kleine kolo
nie zwarte sterns.
De opsomming werd vervolgens nogmaals gepubliceerd
door Thijsse in 1908. In het volgende artikel volgt de lijst
van Leege uit 1906, aangevuld met commentaar van
Daalder en Thijsse in de Nederlandse publicatie uit 1908
Dit was het eerst bezoek van Leege aan Texel, maar niet
het laatste, zo blijkt uit een prentbriefoaart uit 1933, ge
richt aan Frans Stark, vogelwachter in De Muij.
De heren volgden de waterkant en zien duizenden dode
zoetwatervissen tussen het riet en langs het water, vooral
grote baarzen, verder voorns, snoeken en paling. Van vis
sers horen ze dat de sterfte enkele dagen eerder begonnen
was. Meeuwen zijn niet geïnteresseerd in die dode vissen.
Dr. E.D. van Oort was conservator (later directeur en benoemd tot pro
fessor) in het Museum voor Natuurlijke Historie in Leiden en auteur
van het standaardwerk Ornithologia Neerlandica, De Nederlandse
Vogels. De vogeltekeningen zijn afoomstig uit deze boeken en vervaar
digd door M.A. Koekkoek. Alle beeldmateriaal bij dit en het volgende
artikel is afoomstig uit de collectie van M.C. Stoepker.
Nummer 126, maart 2018
Historische Vereniging Texel
21