Later is de stallantaarn vervangen door een glimmende
ronde zaklantaarn. Die zaklantaarn hangt nu bij ons in
de kamer.
In de keuken gekomen zag je zo het kolenfornuis staan.
Aan de rechter kant was een kast, daarin zaten de joden-
koeken. Ze zaten in een zwarte bus. Deze werd voor de
dag gehaald als het werk gedaan was en 's avonds als er
koffie werd geschonken. Toen was ik al wat groter. Maar
toen ik klein was mocht ik in 't kastje mijn spullen opber-
gen,dat was ter hoogte van het fornuis. Je kon met een
ringetje een klap opentrekken. In de winter zaten er ook
wel turven in. In de keuken horen ook omoe's kleppers,
van die zwarte zonder hiel. Ik heb vaak geprobeerd er op
te lopen, maar ik liep er maar wat op te sloffen. Omoe
kon er kwiek mee lopen, dat kon een oud mens toch
maar. Nu we het toch over lopen hebben, ik heb nooit
kunnen begrijpen hoe opa, 77 jaar oud, en omoe 82 jaar
oud geworden, in hun laatste jaren over die drempel
hebben kunnen stappen. Want daar moesten ze wel over
om in de schuur te komen.
Dijkzicht met nog een onverhard pad naar de boerderij
Dit zijn herinneringen, die weer naar boven komen bij
een opa, die nu zelf een kleindochter heeft van 7 jaar en
een kleinzoon van 4 jaar. Gré en ik proberen nu met hun
zo om te gaan, dat zij iets milds, iets liefs van ons, later in
hun gedachten meedragen.
En dan komen we in een periode, waarin alles lang het
zelfde bleef, dus weinig verandering en weinig variatie.
Een hartelijk welkom kreeg ieder die op bezoek kwam,
maar als de koffie was ingeschonken en tante Hilda be
gon te praten, is 't meerdere keren gebeurd, dat de ooms
bitter weinig aan het gesprek deelnamen. Was het een te
rughoudendheid, misschien een zich niet kunnen uiten?
Een keer vertrouwden ze me toe, dat Kors Breman het
maar makkelijk had, als je zo vlot kon praten. Ik weet 't
niet, maar ik heb wel pijnlijk ervaren, dat toen ome Zeeg
in het ziekenhuis lag en ik hem opzocht, er een blijde
herkenning was en toen praten en praten en nog eens
praten, dat er toen geen klank meer zat in zijn stem en ik
er eigenlijk niets van kon verstaan. Maar zijn bedoeling
was duidelijk, hij wou naar huis, gooide het dek van zich
af en wilde er uit. Dit is alleen maar triest en ik gebruik
voor de tweede keer het woord 'triest' als ik aan tante
Hilda denk. Tante Hilda en de bedstee in de grote kamer,
een beetje in leven gebleven met wat warme melk en pap.
Zij leeft als een lieve vrouw in onze gedachten voort.
Maar we vinden het ook een moeilijke weg, denkend aan
de pijn, denkend aan het eenzaam zijn, al stonden de
ooms naast haar.
En dan is de laatste van onze onze terugblik, ome Giel,
mede door wiens overlijden, we hier bijeen zijn.
Langzaam groei je het leven van eenzaamheid in, geen
contact meer kunnen maken omdat 't gehoor afneemt.
Toch heeft hij tot het laatst toe de lichtpuntjes gezocht.
Denk aan zijn bloemetjes, z'n kippen en z'n hondje. Hij
zag het mooie in de natuur, hij waardeerde hoog zijn
goede gezondheid, had tot het laatst aandacht voor de
gewassen.
Dijkzicht was zijn thuis.
Harry Tielemans: Zeger en Giel de Jonge
privé collectie
22
Historische Vereniging Texel
Nummer 122, maart 2017