een branding er op den drogen staat"Ten slotte zagen ze
dat in, het was wel weer een heel werk, maar toch de
wijste weg. Tegen de avond ging de wind wat liggen en
om 10 uur zeiden we wel te rusten.
Toen wij Vrijdag 19 Maart om 7 uur opstonden was de
storm heel wat bedaard en zou het wel gegaan hebben,
maar toen wij de mosselen bekeken, kregen ze al aardig
dorst, vooral die tegen het schild van onze kajuit lagen,
gingen al open. Na het eten maakten we ons gereed om
de mosselen uit te zetten en die achter tegen het schild la
gen, gooiden we op een andere plaats over boord dat
was van ieder 10 a 15 ton. Wij hebben er die dag nog 25
ton bij gewerkt, zodat er voor ieder weer een mooie
vracht bijstond en hoopten vurig dat het daarmee beter
zou gaan. Inmiddels kregen we een boodschap van
schipper Buis om voor ons vertrek nog eens bij Dominee
aan te komen.
De morgen van 20 Maart zette goed in, mooi weer. Na de
boterham gingen we ons wat opknappen, zeilden naar de
haven van Coksdorp, lieten ons vervolgens scheren en
stapten dan op het huis van Dominee aan. Hij was er
zichtbaar mee begaan, dat wij zoveel mosselen uit onze
scheepjes hadden moeten gooien en vroeg of die nu dood
waren. Neen, die waren niet dood, maar we laten die op
nieuw drinken en als het dan Maandag gunstig weer is,
vissen we die weer op. Dominee vroeg bezorgd of we
voor de thuisreis voldoende aan boord hadden en of wij
ook kosten te maken hadden. Dat hangt van de wind af,
legde ik uit: is die gunstig, dan gaat het om een paar gul
den, zoo niet, dan is het al gauw 15 gulden. Toen zei
Dominee: "we hebben zoo gedacht om voor elk vaartuig
25 gulden mee te geven"Maar dominee, wilde ik tegen
sputteren, nu zijn we er toch helemaal mee verlegen; we
zijn tenslotte vreemdelingen en dan zoo met weldaden
overladen te worden, dat is om nooit te vergeten, dat zal
immer in onze gedachten blijven tot in lengte van dagen.
Terloops zij gezegd, nu ik dit alles schrijf heb ik de leef
tijd van 87 jaar bereikt, ik was dus 21 jaar toen wij dit
avontuur beleefden, inderdaad om nooit te vergeten, het
staat me nog bij alsof het gisteren gebeurd was. Nu dan,
wij dankten Dominee onder een bakje koffie, waarbij hij
ons vroeg hoe wij nu die zakjes en pakjes mee konden
nemen. Wij zeiden hem, dat de roeiboot in de haven lag,
waarop al die goede gaven daarheen werden gebracht.
Het was niet om op te noemen, zelfs thuis hebben ze er
nog van meegedeeld. Op het laatst kwam de kolenboer
nog met twee halve mudden kolen aan, de zakjes moch
ten we behouden. Na het afscheid, er stonden veel men
sen op de haven, roeiden wij weg, terwijl men ons een
vaarwel en een voorspoedige thuisreis toeriep. Eenmaal
aan boord en alles gelost, wisten we nauwelijks hoe we
het bergen zouden.
Voor we aan boord gingen hadden wij de middagpot al
zowat bezorgd, zodat die maar op te warmen was. Na
het eten gingen we nog even gedag zeggen bij boer van
Eerwaarde, die ons ook nog voor elk vaartuig een pond
boter, twee kleine bolletjes kaas en acht eieren meegaf,
het leek ons in Luilekkerland te zijn. Terug aan boord
waren de ervaringen van deze dag uiteraard het onder
werp van ons gesprek en onze overdenking en het was
niet vroeg meer toen we goeden nacht zeiden.
Zondag 21 Maart; mooi weer. De Zondagse gewoonte
getrouw, nam ik het boek van Ds. Mackenzie ter hand
om wat voor te lezen, terwijl we tussendoor een psalm
vers zongen. We hoopten de volgende Zondag thuis te
zijn, want dan was het Paaschen. Alzoo vroeg naar kooi
en morgen vroeg op, want om 4 uur was het hoog water.
Maandagmorgen 22 Maart, alweer mooi weer, de wind
Noordwest; na een bakje gingen we met goede moed aan
de gang. Om 8 uur hadden we al 50 tonnen aan boord,
voor de vloed de rest ofwel ruim 80 tonnen. We konden
nog wel meer laden, maar we moesten over een droogte
en daar de wind gunstig was, gingen we dadelijk onder
zeil. Kwamen zoo netjes over den drogen in het Oude
Vlie en wijl er nog vloed in het water was besloten we
maar over de Zuiderzee te gaan. We voeren over de
Middelgronden langs Workum, Hindelopen, Stavoren,
zoo naar Enkhuizen. Het begon donker te worden en
doordat er een aardige bries wind stond en wij dwars
voor het Vrouwenzand waren, brak het sleeptouw van
de roeiboot. Snel een dreg in de kop van de roeiboot ge
worpen, die bleef haken onder de voorste bank, zo ver
der naar Enkhuizen waar, we om 9 uur in de haven la
gen.
23 Maart, 's morgens 5 uur gingen we weer de haven uit
op Amsterdam aan. We voeren langs de Leek door de
Bocht van Hoorn, de Gouwzee, over 't IJ naar de
Oranjesluizen, daar geschut, naar de Keulse Vaart.
Inmiddels 11 uur, nog steeds de wind mee, behoefden
we dus geen sleepkosten te maken. Om 5 uur waren we
te Utrecht, daar geschut, waren we om 10 uur te
Vreeswijk bij de kleine sluis.
Toen we daar een poosje gedut hadden, schutten we en
voeren woensdagmorgen 24 Maart om 7 uur af en gingen
toen de Lek af: de wind mee waren we 's middags om 4
uur einde Dordtsche Kil. Vervolgens met wind en tij mee
naar Zeeland, waren we 's avonds om 8 uur einde
Mosselkreek. Onder St. Annaland nog een paar uur ge
wacht.
's Morgens 25 Maart lagen we in de haven van Tholen tot
grote blijdschap, niet alleen van ons, maar ook van de fa
milies over het weerzien in gezondheid en goede wel
stand. Het overschot van onze voorraad was weldra ver
deeld, de huisgenoten waren niet weinig verbaasd. Nu
restte nog de taak de mosselen te verkopen. Het viel niet
tegen, want die aldaar nog voorhanden waren, waren
Nummer 121, december 2016
Historische Vereniging Texel
29