De postschippers van Texel naar Vlieland: Jacob Buijs, rechts zijn broer Tijs Buijs met zijn vrouw Bregtje.
Foto coll. Martha 'Witte - de Kind
/iter
Toen de vloed op kwam hadden we die 30 tonnen spoe
dig aan boord. De wind wakkerde nog steeds aan, maar
we lagen vrij rustig, want de wind woei recht uit de wal.
We hadden beloofd om bij dominee nog gedag te komen
zeggen en zo gingen KoppenhoI en ik die plicht vervul
len. Mijn broer en Johannes bleven aan boord, zetten ons
met de roeiboot aan de wal en we gingen op stap naar
dominee. Na de vriendelijke ontvangst vroeg hij of we
nu voldoende aan boord hadden voor de terugreis.
Behalve een paar broden moesten we nog het een en an
der meenemen. Met de wens voor een voorspoedige
thuisreis en een handdruk gingen we naar boord.
Inmiddels was de wind nog steeds opgegaan, en hadden
voor alle zekerheid maar ons tweede anker uitgezet, er
kwam veel water en nog meer wind. Tegen de avond was
het al tegen storm aan, zodat we niet naar de kooi durf
den gaan.
Dinsdag 16 Maart.'s Morgens was de wind nog niets
minder. Over het hoge water was het een en al zee.
Gelukkig dat we kort onder de wal lagen. We vreesden al
dat het weer verkeerd zou lopen, als wij morgen niet hier
vandaan kwamen; dan was het voor deze week verke
ken.
We lagen op zij van elkaar, tamelijk mismoedig. Een po
ging om ze wat op te beuren had geen succes en daar het
toch heel de nacht laag water was, gingen we maar naar
bed.
Woensdag 17 Maart was het wel iets stiller, maar het was
toch voor alles nog onbekwaam weer, laat staan om van
hier te vertrekken. Na het eten mochten we bespeuren
dat het water niet meer zoo hoog kwam en zagen die
hoge kant weer boven komen. Johannes en ik gingen
naar boer van Eerwaarde om een flesch melk. Ze hadden
met hoog water op de dijk nogal bekommerd naar ons
uitgekeken en nu bij ons vertrek kregen we voor ieder
nog een krip spek mee en 10 eieren. Tegen de avond ging
de wind waarlijk wat liggen en we konden dus wat ge
ruster naar bed gaan.
Donderdag 18 Maart, nog steeds te veel wind om iets te
ondernemen. M'n broer en KoppenhoI wilden maar weg,
kom van, kom van. Het kostte heel wat moeite om ze te
gen te houden. Ik praatte als Brugman: "gebruik je ver
stand toch, laten we afwachten tot morgen, en is het dan
nog niet bekwaam, moeten we de mosselen weer uiteet
ten, dan kunnen ze verversen, ze worden toch wat te
oud en dan nog de Zondag ertussen" en "zie toch wat
28
Historische Vereniging Texel
Nummer 121, december 2016