Drie brieven uit de Tweede Wereldoorlog Wilma Eelman
fer, als een razende roeland heen en weer stappen voor
het gesloten deurtje, terwijl het publiek zich verkneu
terde over zijn rake scheldwoorden aan het adres van
zijn vrouw. Plots ging het bovendeurtje van het linnen
huisje open en een mismaakt vrouwtje met een bespotte
lijk mombakkesje begint zo snel te schelden dat de bar
bier zijn spraakwaterval met rente terugkrijgt. Deze pri
mitieve voorstelling werd tot groot vermaak van het
publiek uit den treure herhaald en kreeg daardoor het
karakter van een dorpsgericht. En ook deze tot
Sinterklaasvermakelijkheid gepromoveerde Texelse bu
renruzie is volgens Van der Ven een begeleidend ver
schijnsel van de midwinterzonnewende-feesten. Een niet
meer begrepen symbolische uitbeelding van de grote
strijd tussen zomer en winter, tussen licht en duister.
Ooit vertaald naar de goede genius Sint Nicolaas goed
heiligman.
Tenslotte speculeert Van der Ven nog over wat hij noemt
het nachtvrijen, dat in het noorden van het land meer be
oefend werd dan men volgens hem zou denken. Als na
de sukkela later op de avond de brandewijn volgde, wor
den ook vreemde zeemansliedjes over het meisje van
Sinterklaas voor hem verklaarbaar. Uitdrukkingen als
"meisje van Sinterniklaas, naar Sinterniklaas gaan, bij
Sinterniklaas zijn" en de Appingedamse benaming "'n
lutje potje van Sunterkloas" voor een onecht kind zijn
dan duidelijk, zonder de bisschop van Myra als huwe
lijksmakelaar te beschouwen. Maar of dat ook op Texel
speelde?
Jan Dirk Hendrik Trap was opzichter bij de veeartsenijkundige dienst, standplaats Alkmaar en woonde tot 1915 op het
Schilderend in Den Burg. In 1915 verhuisde hij met echtgenote Anneke Trap-Walraven en hun dochters Ali en Dora naar
Alkmaar, omdat het zwaartepunt van zijn werk op de vaste wal lag. Maar hij kwam hier nog regelmatig, verbaliseerde soms scha-
penboeren in verband met rotkreupel en keurde tot in de veertiger jaren samen met veearts Noordijk op de fokveedag. Hij was op
alle lammerenmarkten aanwezig en een bekende verschijning bij de schapenboeren. Na zijn pensionering miste hij dat enorm. In
een brief van 17 mei 1942 aan schoonzoon Lou Igesz in De Koog begint hij over de jaarlijkse schoonmaak, maar al snel komen de
gevolgen van de oorlog voor hun dagelijks leven in Alkmaar aan bod. Trap mist zijn schoonzoon Lou (Igesz, architect en eigenaar
van huize Lida in de Koog), zijn dochter Ali (Alida Hendrika Trap) en kleinzoon Lody. Door de oorlog was het immers niet meer
mogelijk om naar de kinderen op Texel te reizen. En ook de voedselvoorziening hapert.
De brieven van 9 april 1945 van Anneke Trap-Walraven en haar dochter Dora aan Lou, Ali en Lody Igesz zijn heel anders van
toon. Dan beheerst de grimmige oorlog hun leven.
Het geboortehuis van Ali Igesz-Trap, Schilderend 7 in Den Burg in 1907
16 Historische Vereniging Texel Nummer 121, december 2016