En toen stegen de prijzen van de meekrap. Daar speelden de Eierlandse boeren meteen op in: in april 1870 werd de bouw van een tweede meedroogstoof in Eierland aanbe steed en er werden meteen veel kiemen gepoot. 1870 kende een matige opbrengst, maar de hoge prijzen maakten veel goed. 1871 was een recordjaar: de opbrengst per bunder (3500 kg/ha voor de 2-jarige en 3600 kg/ha voor de 3-jarige, totaal 112.300 kg van 32 ha) was voor Texelse begrippen ongekend goed, evenals de prijzen. Weer wer den veel kiemen aangeplant. Na de oogst stond 41 ha meekrap in Eierland. Daarna ging het snel bergafwaarts: in 1872 was veel meekrap uitgevroren en schade aange richt door ritnaalden. In 1873 kelderden de prijzen. De provinciale verslagen meldden: De alizarine uit koolteer wordt een gevaarlijke concurrent. De meestoof De Onder neming sloot in 1875. Op Texel was de opbrengst in 1877 gering. De voorraden ga- rancine zijn te hoog om in de wolververij te worden gebruikt. De verbouwers kunnen zelfs hun arbeidskosten niet dekken met de opbrengsten. 1878: De teelt heeft opgehouden. Met die woorden sloten de Provinciale verslagen de meekrapteelt af.30 Meekrapverwerking32 Na de oogst werden de gerooide meekrapwortels naar een meestoof vervoerd. Die was meestal eigendom van een aantal boeren die hiertoe een maatschap vormden. Met de verwerking van de meekrapwortels in de mee- stoof, de bereiding, bemoeiden de boeren zich niet, dat was werk van de meekrapdroger. Een goede meekrap- droger was cruciaal voor de kwaliteit en dus voor de prijs van het eindproduct. Een Zeeuwse handelaar vond de op Texel geteelde mee krap veel beter dan de Zeeuwse, maar ze was slecht be reid: niet goed gezuiverd en niet droog.33 Vrij vertaald: com plimenten voor de boeren, maar een diskwalificatie van de drogers in de twee Texelse meestoven. Een complete meestoof bestond uit de koude stoof voor opslag van meekrapwortels, de droogtoren waarin de wortels gedroogd, met dors vlegels in kleine stukjes gedorst en met een wanmo len geschoond werden tot racine en tenslotte het stamphuis (inclusief de bijbehorende rosmolen). In het stamphuis werd de racine tot mee krappoeder gestampt. In de tweede helft van de 19e eeuw werden alleen mee- droogstoven gebouwd, zonder stamphuis, ook in Eierland. De racine werd toen in meekrapfabrieken ver werkt. Die schaalvergroting resulteerde in een kwalita tief uniform eindproduct In een meestoof werkten een droger, een eerste en soms een tweede knecht, vrouwen en jongens en in het stamp huis een stamper en een drijver om het paard aan te drij- ven.34 Het drogen, inclusief dorsen, was seizoenwerk van september tot mei en ging dag en nacht door. Dat bood boerenarbeiders, die normaal een gedeelte van de winter werkeloos waren, een redelijk bestaan. Iedere boer stortte zijn oogst via een luik in zijn eigen vak in de koude stoof en bleef gedurende de gehele verwer king eigenaar van zijn eigen partij. De exploitant van de meestoof fungeerde dus als loonbedrijf. De droogtoren was een stenen gebouw van zo'n 15 meter hoog, met daarin meestal vier latten zolders, met in het midden een afsluitbaar hijsgat met ladder. De meekrap wortels werden in manden met vier handvatten vanuit de koude stoof naar de bovenste zolder van de droogto- ren gehesen, daar uitgespreid en gedroogd. Na vol doende droging werden ze steeds een zolder lager ge bracht en verder gedroogd. Onder in de toren brandde in een gemetselde stookplaats een turfvuur. De rookgassen werden door gemetselde kanalen onder de vloer van de eerste droogzolder geleid. In die kanalen waren afsluit bare openingen. Rook en vrijkomende waterdamp ver dwenen door afsluitbare luiken in het dak. Na het dro gen werden de meekrapwortels op de houten dorsvloer met dorsvlegels in kleine stukjes geslagen. Grond en vuil werden verwijderd met zeven en een wan molen. 30 Gebaseerd op de verslagen van den Toestand der provincie Noord Holland. 31 Thijssen Timmerman, blz 65 32 Gebaseerd op Schot en Priester 33 Middelburgsche Courant 26 oktober 1874 34 Schot, 1986, 47-50 Prins Hendrik en de meekrap De Prins-Hendrikpolder is vernoemd naar Prins Hendrik der Nederlanden, zoon van Koning Willem II. Na het overlijden van zijn broer Alexander in 1848 erfde hij diens 42 van de 60 uitgegeven aandelen in de Prins- Hendrikpolder. Notaris J.L. Kikkert was toen rentmeester van meerdere landerijen in Eierland en werd daarom in 1849 aangesteld als administrateur van de eigendommen van Prins-Hendrik op Texel. Voor de exploitatie had hij vrijwel carte-blanche. De verhouding tussen notaris en prins bekoelde sterk door de ongelukkige combinatie van een permanent exploitatietekort en de optimistische prognoses van Kikkert. In 1858 werd de eerste bunder meekrap gezet op perceel 13, nu nog bekend als de Meekrap. Deze ene bunder moest voldoende kiemen op leveren voor drie andere. Op den duur zou meekrap een belang- rijke rol gaan spelen, was Kikkerts lokkende maar niet realistische perspectief bij zijn bouwplan zon der adequate bemesting. In 1861 werden kandidaten ge zocht voor de pacht van de boerderij Amalia, inclusief het te velde staand gewas, waaronder 2 ha 2-jarige meekrap. Dat betekende het einde van de meekrapteelt in de Prins- Hendrikpolder. 31 22 Historische Vereniging Texel Nummer 119, juni 2016

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2016 | | pagina 24