De S5-Generatie Nico Dros
Vroeger verscheen op de verjaardagen van mijn grootou
ders altijd een zonderlinge figuur. Door kinderogen ge
zien was het een man die al op jaren was, hoewel hij toen
niet ouder dan 45 a 50 jaar kan zijn geweest. Hij was niet
getrouwd en werd derhalve door de volwassenen op de
verjaarsvisite niet voor vol aangezien. Daarover bekom
merden de op het feest aanwezige kleinkinderen zich
echte niet, noch over de schuwheid en nervositeit van
deze vreemde gast. Wat ons kleintjes zo mateloos kon in
trigeren waren de ogen van de man. Door een chronische
ontsteking van de traanklieren waren die steeds waterig
en puilden ze nogal gevaarlijk uit.
Hoe kwam die man in godsnaam aan zulke ogen en
waarom bleven ze altijd ontstoken? Vragen van ons aan
ouders of andere verwanten werden aanvankelijk afge
wimpeld. Jaren verstreken voordat we de ware toedracht
te weten kwamen. Grootmoeder deed ons het volgende
relaas over haar neef Gerrit:
Op een kwaaie dag in 1936 of zo werd Gerrit voor de le-
gerkeuring opgeroepen. Al begreep hij weinig van de in
ternationale politiek, toch zag hij de bui toen al hangen.
Tot elke prijs wilde hij worden afgekeurd. Goede raad
was duur, maar gelukkig wist zijn oude moedertje - een
gehaaid mensje - er iets op. Ze ried hem aan om zich in
de week voor de keuringsdag slechts te wijden aan het
schillen van kleine uien. Aldus gebeurde het. Tegen het
einde van de betreffende week had de dagenlange om
gang met de uitjes Gerrit's ogen dusdanig geïrriteerd dat
de opgezwollen traanzakken de bollen bijna uit hun kas
sen duwden. In de kazerne hield Gerrit zich van de
domme. Op vragen als "waar ben je geboren?" of "waar
kom je vandaan?" antwoordde hij hardnekkig met ele
mentaire zinsneden als "in de bedstee"of üut me moe
ders buuk", onderwijl zich niet bekommerend om zijn
loopneus. De militaire functionarissen stuurden deze im
beciel weer naar huis en mompelden onder mekaar dat
de moderne Duitse theorieën over de noodzaak tot ras
verbetering toch niet helemaal uit de lucht gegrepen wa
ren. En dat was dat. Gerrit hoefde de Grebbeberg enige
jaren later niet te verdedigen. Maar de rest van zijn leven
heeft hij wel met die dopogen moeten rondlopen, want
ze bleven ontstoken. Niet eerder voordat Gerrit op nog
niet al te hoge leeftijd na een kortstondig ziekbed dat met
zijn ogen niets had uit te staan, onder smartelijke om
standigheden zou overlijden, waren zijn ogen tot de nor
male proporties teruggebracht. Dat viel iedereen op die
een laatste blik in de kist wierp. En men was het er over
eens dat dit was veroorzaakt door de vele huilbuien die
de ongelukkige in zijn laatste dagen hadden overvallen,
omdat hij nog niet dood wilde.
Traditie
Gerrit stond niet alleen in z'n weerzin tegen de wapen
rok; in zekere zin was hij een exponent van een eilande-
lijke traditie. Al in 1864 maakte de schrijver Dirk Dekker
in zijn novelle Marretje Flielands melding van "een inge
kankerde haat tegen de nationale militie" die onder de
jongeren op Texel "en ik geloof, ook op andere eilanden"
bestond. Voor zover deze instelling de rekruten niet in
spireerden tot allerlei capriolen om de dienstplicht te
ontlopen, bleken velen van hen zich eenmaal in de ka
zerne, niet te kunnen aanpassen aan het soldatenleven
met z'n tucht, onderdanigheid en regelmaat. Brandende
heimwee begon de ingekwartierde eilanders te verteren,
ze begonnen te stotteren of te bedwateren en ze werden
steeds labieler. Sommigen verlieten de kazerne in het
holst van de nacht om zich slaapwandelend richting
Gouwe Boltje te reppen. Met zulke lui viel geen oorlog te
winnen, dus die werden weer naar huis gestuurd.
Soms was hulp van buitenaf nodig om dit te realiseren.
Een huisvader uit Oosterend ging zijn zoon hoogst per
soonlijk vrijpleiten, toen hij in de gaten kreeg dat de jon
gen zat weg te kwijnen in het leger en steeds meer "van
de mik" raakte. Hij diende zich bij de dienstdoende offi
cier aan en na tien minuten of een kwartiertje was de
zaak beklonken. Er werd thee geserveerd, de sigaren
raakten in de brand en zoonlief mocht mee naar huis.
Aanzienlijke aantallen Texelaars zijn in de loop van de
tijd na een kortstondig verblijf in de kazerne alsnog afge
keurd wegens "lichamelijke ongemakken" of "mentale
gebreken". Een hevige allergie voor statistieken weer
houdt me ervan deze kolommen te ontsieren met tabel
len vol sprekende cijfers. Geloof me maar op m'n woord
dat het percentage van afgekeurde eilanders altijd ver
boven het landelijk gemiddelde heeft gelegen.
Piek
In de zestiger en zeventiger jaren vertoonde het aantal
Tesselse jongens die ongeschikt voor het leger waren een
ongekende piek. Op het eerste gezicht lijken twee ver
strengelde oorzaken deze toename te kunnen verklaren.
Anti-militarisme was een voorname manifestatie van het
non-conformisme dat in die dagen ongekend populair
werd in den lande. Op Texel zorgde het hechte groeps
verband onder de 'alternatieve' jongeren er bovendien
voor dat het eigenlijk niet alleen kon blijven bij enige lip
pendienst aan de pacifistische idealen.
Het voornaamste bestand van de jeugdige alternatieve
lingen vond met in "de Kelder" en "het Asiel", sociëtei
ten van weleer. Een jongeman uit dit gezelschap die de
wapenplicht gehoorzaam en zonder verdere stennis
meende te moeten vervullen, werd er niet geliefder op,
zo hij niet aan de openlijke verachting van de anderen
ten prooi viel. Er is in elk geval één persoon bekend die
deze groepsdwang als een van de belangrijkste belemme
ringen voor het vervullen van de dienst aanvoerde. Dat
was Johan H., wiens postuur net te kort schoot om zon
der meer te worden afgekeurd.
Nummer 119, juni 2016
Historische Vereniging Texel
13