Een stel lastige voeten Bas Huisman van der Kooi, die altijd bij ons zat te lezen. Zij hebben mij ook dammen en schaken geleerd. Zelf ging ik vaak naar Gerrit Zijm in de Schoonoordsingel. Daar werden karren gemaakt met hulp van een onderduiker die daar zat. Ik wist helemaal niet wat een onderduiker was. Hij hoorde er daar gewoon bij. Het buitenspelen werd deels bepaald door de seizoenen. Voor ons was dat zwemmen bij Ceres of Dijkmanshuizen en schaatsen in de winter. Ik denk dat er veel meer op straat gespeeld werd dan tegenwoordig. Knikkeren op de stoep van Jan Agter begon zomaar; dat werd door niemand bepaald. Touwtjespringen bij de meiden begon ook vanzelf, elk jaar opnieuw. Waarschijnlijk gei'nspireerd door de oorlog werd in onze buurt ook gevochten. De strijd werd gestreden in het Bossie van Rijk, een moerasgebiedje tussen Gasthuisstraat en De Zes. Het was meer een godsdienst- strijd; wij van de Kogerstraat tegen de Roemsen! Het was altijd een taaie strijd. Zij hadden altijd een veel groter le- ger achter de hand vanuit hun katholieke stadsdeel, maar altijd bleef de strijd onbeslist en vielen er geen slachtof- fers. Ik herinner me nog goed het einde van de oorlog met daaraan voorafgaand de Russenoorlog en de be- schieting van Den Burg. Toen pas besefte ik wat er alle- maal kon gebeuren in oorlogsgeweld. Veel slachtoffers en materiele schade. Ook onze school lag in puin. Na de be- vrijding werden we thuis meer ingezet bij het werk op de boerderij. Dat gebeurde trouwens niet alleen bij de boe- ren, maar ook in andere bedrijven. Ik denk dat de jeugdjaren hierdoor een beetje snel voorbij waren, maar toch overheersen de goede herinneringen. Het begon allemaal in 1956. Ik was vier jaar en zat op de kleuterschool. Bij een bezoek aan het consultatiebureau was opgevallen dat mijn voeten scheef groeiden. De arts adviseerde m'n moeder m'n schoenen andersom aan te trekken. Dus voortaan de linker schoen aan de rechter voet en omgekeerd. Zo zou de scheefgroei van m'n voeten niet verder gaan, was het idee. Na een paar dagen was duidelijk dat dit echt niet werkte en mocht ik m'n schoenen weer normaal aantrekken. Na een tijdje kreeg ik m'n eerste steunzolen. In het laatste jaar van de lagere school begonnen m'n voeten weer op te spelen. Ze deden af en toe flink zeer. Tijdens de sportdag van 1964 was het echt niet meer te harden. Na het halen van de derde prijs hoogspringen werd het lopen steeds moeilijker. De dag na het bezoek aan het consultatiebureau deed moeder m'n schoenen andersom aan. Het zat voor geen meter en ik protesteerde nogal. Zo ging ik half strompe- lend op weg naar de kleuterschool. Daar begon onze juf gelijk over m'n schoenen die verkeerd om zaten. Dat werd een standje in de trant van 'wat dom dat je dat niet hebt gezien, toen je je aankleedde'. Ik durfde niks te ver- tellen van wat de dokter had gezegd. Het kwam er op neer dat ik m'n schoenen uit moest doen en weer op nieuw aantrekken, maar dan nu 'goed' zoals het hoorde. Toen ik tussen de middag weer thuiskwam, volgde de tweede uitbrander van die dag, maar nu van moeder. De schoenen moesten uit en weer andersom aan. Achteraf kon ze er ook wel weer om lachen toen ze begreep hoe het gegaan was. Dokter van Loon stuurde me door naar het St. Elisabeth ziekenhuis in Alkmaar. Na diverse onderzoeken bleek dat ik een overbrugging had tussen twee voetbeentjes. Nummer 117, december2015 Historische Vereniging Texel 91

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2015 | | pagina 93