!:i Een Groenlandse Kabak - tekening uit: Inuit-Les peuples defroid. Georges Germain et David Morrisson, 1995 wen hielpen de dokter met het behandelen van de bevro- ren voeten en handen van onze mannen. Ze legden iets van dons op het rauwe vlees en dat leek wel te helpen. In de kabakken was het hetzelfde als in Preuven, warm en het stonk. Er waren drie kabakken waarin veertig van ons en zestig Eskimo's verdeeld moesten worden. We la- gen mannetje aan mannetje. De Eskimo's lagen hier naakt en wij op het laatst ook allemaal. Ik dacht nog wel, dat geloven ze thuis nooit! Sliepen we dagen daarvoor slecht van de kou, nu van de warmte. En van het onge- dierte! Overal kriebelde het. De volgende dag wisten we niet hoe snel we ons moesten wassen. voeten. De koopman gaf ze kamferspiritus en dat hielp best wel een beetje. Vijftien van hen gingen later met een sloep naar Ommenak om daar te overwinteren. Wij ble- ven in Niakonak. Er was daar niet veel te beleven. We gingen zo af en toe de klippen beklimmen op zoek naar kristallen enzo. Of we hielpen met het vangen van vis, zeehonden en wal- vissen. Meer was er niet. Ging in de zomer de zon niet meer onder, nu kwam hij niet meer boven. En ik zag voor het eerst het Noorderlicht. Eerst vond ik dat eng al die kleuren en flitsen, later vond ik het wel mooi. In Nogsaok zag ik ook bijzondere dingen. Er was een oude vrouw van wel 102 jaar oud. Ze was heel lenig, ze zat vaak met haar knieen bij haar oren. Op haar schou- ders en hoofd had ze zwarte tekeningen. Ze leek wel een beetje op een Orang Oetang. Ik zag hoe de Eskimo's met hun kajakken vijf robben vin- gen en een eenhoom [Narwal], Ze gebruikten daar alles van het dier. Zelfs de darmen, daar maakten de vrouwen draden van om kleding te naaien. Wij kregen stukje bij beetje ook allemaal Groenlandse kleren, die waren lekker warm en bleven lang droog van binnen. Zowel in Preuven als in Nogsaok moesten we de mannen die te slecht waren om verder te reizen achterlaten. Dat was elke keer weer een drama. In Niakonak mochten wij, de jongens, de commandeur en de stuurman bij de koopman in huis slapen. Hij had zelf een beddenzak gemaakt van berenhuiden en robben- vel. Veel van onze mannen jammerden van de pijn in hun Van 3 november tot 18 januari zijn we in Niakonak geble- ven. Toen vertrokken Sytse, Pieter, ik, de commandeur en de stuurman met hondensleeen naar Ommenak. Daar zagen we de andere mannen weer. In Ommenak zijn we twee maanden gebleven. Vanaf 19 maart trokken we via Ikarasakke, Kikertak, naar Rittenbrink. In Rittenbrink konden we allemaal in Deense huizen slapen. Op 8 juni kwam er een brief dat er een Deens schip in Egede's minde lag. Wij zijn toen snel met de sloep via Jacobs Haven naar Klaushaven gezeild en geroeid. Door de ontelbare ijsbergen was dat best ge- vaarlijk. In Klaushaven waren al een paar van onze man nen en met z'n alien gingen we naar Egede's minde. Daar kwamen we's avonds aan en tot onze schrik was het schip's ochtends al vertrokken. Iemand regelde dat er een Eskimo met zijn kajak achter het schip aan ging. Hij kwam terug en vertelde dat het schip zou wachten. We wisten niet hoe snel we weer in de sloepen moesten stap- 78 Historische Vereniging Texel Nummer 117, december 2015

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2015 | | pagina 80