De Harlingen gekraakt in het ijs. Op de achtergrond de Dundee
De volgende dag brachten we alvast de drie sloepen een
stuk op weg. Na drie uur slepen hadden we ze vastgezet
aan een stuk ijs. Toen kwam er opeens een hele grote ijs-
beer op ons af lopen. Zo dichtbij had ik die nog nooit ge-
zien. En we hadden geen wapen bij ons! We gingen snel
dicht bij elkaar staan en begonnen te schreeuwen om
hem weg te jagen. En opeens renden de honden van de
Engelsen naar de ijsbeer. Die schrok daar zo van dat hij
wegrende. De grote ijsbeer was bang voor een paar
kleine honden!
De laatste nacht konden Pieter, Sytse en ik niet slapen.
Waarom konden we niet op het schip blijven?
De Engelsen gaven ons evengoed nog wat brood, spek en
een ties rum mee. Onze commandeur sprak op het ijs
nog een gebed tot God en riep hem tot hulp. Toen we
wegliepen, stonden kapitein Duncan en andere Engelsen
te huilen. We zagen alleen maar ijs, een beetje water en
geen land. Waar moesten we naar toe? Iedereen was heel
stil toen we van het schip wegliepen. Ook de mannen die
altijd een grote mond hadden.
De eerste nacht sliepen we onder de sloepen op een dik
stuk ijs. Een gedeelte van de mannen moest om de beurt
de wacht houden om de beren in de gaten te houden. De
volgende dag waren we allemaal stijf van de kou. Door te
stampen met je voeten en slaan met je armen werd je dan
wel weer een beetje warmer. Het eten bestond die dagen
uit een stukje rauw pekelspek, beschuitbrood en een
slokje rum. Als je erge dorst had nam je een hap sneeuw
of ijs. Dan moest je wel uitkijken dat het ijs niet aan je lip-
pen vast vroor. Je voelde eerst niet dat je het vel van je
lippen aftrok. Later wel, dat deed heel zeer!
Na een paar dagen was er eindelijk open water en kon
den we zeilen. En zo landen we op 12 oktober's avonds
bij Suikertop. We moesten blij zijn dat we aan land wa
ren, maar dat was eigenlijk niemand. Iedereen was stekaf
Nummer 117, december2015
Historische Vereniging Texel
75
-r