Nanning Kikkert met zoon Willem, 1940
onverwachte momenten werd er weer wat op de kop ge-
tikt en daar ging-ie weer, maar hoe? Het normale dors-
machinepersoneel was om genoemde redenen groten-
deels afwezig. De gelederen moesten worden aangevuld
met de belanghebbende boeren en hun zoons.
Zo belandde ik op 10-jarige leeftijd bovenop de dorskas
om de toegeworpen graanschoven in het inwendige te la-
ten verdwijnen. Hiertoe moest het touwtje dat de schoof
bijeen hield, doorgesneden worden, waarna de schoof,
enigszins uit elkaar getrokken, naar beneden werd gedi-
rigeerd.
Een niet ongevaarlijk karwei, want van de dansende
graankorrels op het dak van de dorskas kon je lelijk on-
deruit gaan. Daarbij was het gat waarin de schoven ver-
dwenen omzoomd door een drempeltje van niet meer
dan twee centimeter hoogte. Daaronder stampten de ma
chine en wie daar tussen terecht kwam, viel in een ge-
haktmolen. Niemand stond daar blijkbaar bij stil, ikzelf
het allerminst. Totdat mijn moeder met de (surrogaat)
koffie aan kwam zetten.
Tot haar ontzetting ontwaarde ze haar spruit op die on-
zalige plaats en eiste onmiddellijk mijn aftocht. Ettelijke
keren herhaalde ze dat Meindert Roeper op die manier
een been was kwijt geraakt. Ik kende die man wel. Hij
kwam op een doortrapperfiets zondags naar de kerk he-
lemaal vanuit de Prins Hendrikpolder. Met zijn ene been
zette hij kracht, aan de andere kant stak een houten
knuppel machteloos uit een broekspijp. Geen prettig
vooruitzicht en ik was het dus met haar eens. Zo ver-
huisde ik naar de stropers, want naar huis gaan was er
(foto's Trip: Kikkert-Bruin, in collectie Maatje Kikkert-Kuiper
niet bij. Dat was werk op de begane grond, dus minder
gevaarlijk. Maar wel lastiger, vooral voor een kleine
snaak. Het stugge ijzerdraad dat continu in de holten van
het ijzeren raamwerk moest worden gestoken om de
juiste stropakken te fabriceren, wilde vaak niet wat ik
wilde. Beter gezegd, niet datgene wat ze me opgedragen
hadden. Een wirwar van ijzerdraad was af en toe het re-
sultaat, maar een oudere maat aan de andere kant van de
pers redde me keer op keer. De pers ging gewoon door
en schelf na schelf werd gedorst. Op de dorskas was in-
middels een andere amateur geplaatst, zeker zonder een
benauwde moeder.
Zo ging het werk door. De zakkenweger woog het graan,
de stapel stropakken groeide door de inspanning van de
pakken sjouwers, de machinist controleerde de vetnip-
pels en de pers werd mede bediend door een werknemer
van net 10 jaar.
Goed beschouwd was dat m'n eerste echte baan. Dat
houthakken en koeien- en schapenvoeren was toch maar
kleine kindergedoe. Nee, bij het dorsmachien werd je pas
voor vol aangezien. Mijn eerste stek is dus geweest "pak-
kennaaier", want zo heette dat echt. In een oorlog maakte
je wat mee.
1 Dit artikel is een bekort fragment uit Spelend achter de
Atlantikwall, novelle, nagelaten manuscript van Willem J. Kikkert
Nummer I 1 7, december 2015
Historische Vereniging Texel
73