KEN MAKKELIJK
De IJstroom van Zuidewind
.-r
BBHB
coll. Historische Vereniging Texel
Mijn vader, Jan de Jager, Texelse schoolmeester van Hoornder afkomst, kreeg in 1926 een aanstelling tot onderwijzer in een van
onze overzeese gebieden, Nederlands Indie. Na zes jaar, 1933, had hij recht op een halfjaar verlof. Mijn moeder, zusje en ik gingen
een halfjaar eerder al naar Nederland, natuurlijk naar Texel, waar we bij familie onderdak kregen.
Een half jaar later kwam vader ook over. Vanzelfsprekend
moesten wij de familie opzoeken, met alleen die op Texel
maar ook familie aan de overkant. En zo huurden wij de
auto van de garagehouder Aart Slegh voor een rit van een
aantal dagen, eerst naar moeders broer, Oom Jan in
Utrecht met diens vrouw Tante Louise, waar we hun pas
geboren kindje konden zien, niet wetend dat het meisje
enkele maanden later aan longontsteking zou overlijden.
Daarna gingen we naar een oom en tante van moeder in
Amsterdam, gevolgd door een bezoek aan Capelle aan de
IJssel waar oom Maarten en tante Griet woonden met hun
vijf kinderen. Ze hadden het niet breed; het was crisistijd
en oom had geen werk meer en moest leven van een werk-
loosheidsuitkering van 18 guldens, omgerekend acht euro
per week. Daar doe je niet veel mee.
Na een verblijf van een weekje aan de overkant gingen
we weer terug naar Texel. De reis was enigszins ver-
traagd en we wisten dat de boot maar enkele keren per
dag heen en weer voer. Zouden we hem nog halen? Nee
hoor! Aan de haven gekomen bleek de laatste veerboot
van die dag al vertrokken. We moesten een nacht over-
blijven, niet prettig en niet volgens plan. Wat te doen?
Nog wat rondkijkend over de haven zagen wij ergens
een bekend Texels binnenvaartschip liggen, type drogela-
dingschuit. Schepen van deze soort hebben een ruim
over bijna de hele lengte van de boot, van boven afgeslo-
ten door kleppen links en rechts. De stuurhut aan de ach-
terkant. De schuit van Zuidewind", leerde ik van mijn
ouders. En daar was Zuidewind zelf. De vraag:
"Zuidewind ga je vanavond nog naar Texel?" Het ant-
woord was bevestigend; hij zou binnen een half uur naar
Oudeschild varen. Dat leidde tot de volgende vraag: kan
je die auto van ons op je boot meenemen? Een wat onge-
wone vraag, want waar zou die auto wel moeten staan?
Bovenop dat naar twee kanten hellende sluitdak van het
ruim? En zou hij daar niet af kunnen rollen bij een beetje
onstuimig weer?
Zuidewind's laconieke antwoord was "ken makkelijk".
Later heb ik meer van hem gehoord en hem beter leren
kennen. Hij was van het type waarbij maar weinig niet
Nummer 117, december2015
Historische Vereniging Texel