Maar wat kostte nu een kind? In het weeshuis werden
kinderen opgenomen tussen de 4 en 12 jaar. Bij uitzonde-
ring werd van die regel afgeweken - en wel tegen extra
betaling. En ze mochten er tot hun 18e jaar blijven. Wat
kreeg dat kind in het weeshuis? Allereerst: volledige ver-
zorging, d.w.z. voedsel, kleding, schoeisel, onderwijs,
een betaalde opleiding bij een vakman voor de jongens
inclusief het noodzakelijke gereedschap. Voor de meisjes
les in naaien, breien, soms weven. Tenslotte droeg het
weeshuis ook alle kosten bij een eventueel overlijden. En
eenmaal per jaar op marktdag kregen de kinderen koek.
Als tegenprestatie werd van de kinderen het volgende
verwacht: een hun toegevallen erfenis kwam aan het
weeshuis, alsmede de opbrengst van hun bezittingen
(huishuur, pacht van grond, opbrengst van vee, van te-
goeden enz.). Verder werden zij geacht naar vermogen
mee te werken in het weeshuis en op haar bezittingen.
Wanneer ze na hun leertijd bij een baas begonnen te ver-
dienen werd hun arbeidsloon afgedragen aan het wees
huis. Ook werden ze verondersteld bij tijd en wijle in de
kerk te zingen en vervolgens daar te collecteren, alsook
te proberen op de markt geld op te halen.
Wat waren per slot van rekening de kosten van een kind
in die tijd? Soms kon een kind niet in het weeshuis wor-
den opgenomen; Dan werd er een kosthuis gezocht. Van
enkelen van hen wordt expliciet meegedeeld wat daar-
voor werd betaald, en wat dus de kostprijs van een kind
was. Zo werd Eele Jaaps kind in 1586 uitbesteed; voor
hem/haar wordt per kwartaal 12/10 bijgedragen. En
voor 'een kints kostgelt' wordt in 1587 f 27/10 gegeven,
voor 'het houwen van een kint' 10 per kwartaal.
We kunnen dus veilig stellen dat onderhoud/verzorging
van een kind een bedrag van f 40 tot 50 per jaar vergde.
Dat was meer dan een vakman in die tijd verdiende, zelfs
de weesmoeder kwam daar niet aan toe. Geen wonder
dat ze verondersteld werden bij hun entree alles af te
staan en al wat ze tot hun 18e verdienden aan het wees
huis moesten afdragen. Tot troost kregen ze op hun acht-
tiende een vertrekpremie mee, groot 6 gulden met soms
nog een net pak kleren.
Al met al kostte het opgroeiende kind in de maximaal 14
jaar van zijn/haar verblijf (van 4-18 jaar) al snel 600 tot
700 gulden. Ook voor die tijd: een vermogen, al kon je er
nog geen auto voor kopen.
Fragment uit kaart van Jan van Scorel, 1552
Nummer 117, december 2015
Historische Vereniging Texel
55