Naar zee! Willem-Peter van der Vis Als 11-jarige kwam ik van school om met mijti vader mee te gaan varen. Ik kwam in augustus aan boord en in december werd ik 12. Mijn vader had een blazer, zoals de meeste Texelse vissers. ]e voer met z'n tweeen op zo'n blazer, maar eigenlijk waren het scheepjes voor twee man en een jongen. Geld voor een knecht was er bijna niet, dus voeren we met anderhalve man: een volwas- sene en een jongen. Ik werd kok: aardappels schillen, rapen snijden en ko- ken. We aten meestal aardappelen, koolrapen, kool, bo- nen en erwten-bonengort. En natuurlijk vis. Vlees niet, dat was veel te duur. Als je met drie man voer, had je on- geveer vijf gulden kostgeld in de week. Nou, dan weet je het zeker wel! We voeren dus op een blazer met zeilen en visten op ton- gen, scharren en alles wat er verder in het net kwam. Er werd gevist met de boomkor. Dat was een net, bevestigd aan een lange stok (de korstok) die buiten boord werd gedraaid. De lengte van die stok hing af van de grootte van het schip. De lengte varieerde van 26 tot 29 voet. In die tijd gebruikten we kettingen (wekkers), die voor het net werden gespannen en die de grond omwoelden, waar de vis dan van opsprong en in het net zwom. Het aantal wekkers hing af van de grootte van het schip, maar ook van de windkracht. In de winter visten we op garnalen. Eenmaal aan boord werden die gekookt in een grote ketel. Een kilo of tien te- gelijk ging erin. Als ze gaar waren, haalde je ze d'r met een schepnet uit en legde ze op een plaatje om af te koe- len. Het vuur onder de ketel maakte je aan met turf en "peterolie". Dat viel vaak niet mee, vooral als het weer een beetje ruw was. Soms was het zo ruw, dat m'n vader me aan de mast bond om niet overboord te slaan. Later moest je jezelf maar zien te redden. Willem van der Vis (1894 - 1987) vertelt. (foto Bert Koninr Historische Vereniging Texel Nummer 1 L 7, december 2015

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2015 | | pagina 48