Hongerige gasten, herinneringen aan mijn kindertijd in Den Hoorn tijdens de Tweede Wereldoorlog Willem Kikkert 4 maart 1944foto D. Kikkert-Bruin Na de Duitsers kwarn er nog een invasieleger. Nou ja, leger, legertje is beter en nog wel van onze leeftijd. Hongerkinderen uit de stad heette het en ons werd ingeprent lief en aardig voor ze te wezen. Dat viel niet rnee. Ten eerste waren het "freemde kienders en dat was in een landelijk boerendorpje altijd een zaak van moeilijk aanpassen. Ten tweede waren het stadskinderen en dus de boer- tjes van bute in woord en daad de baas. Dat zette kwaad bloed en waar we konden, bekten we terug. Zo stond het zoontje van de architect die de kerk moest restaureren, een keer midden in de kring autochtonen. Hij werd aan een toen gangbaar rijmpje onderworpen. "Hoe heet je?" Hij wist het antwoord: "vogelscheetje." "Hoe nog meer?" Nog ging het goed: "schoenensmeer." Maar toen ging het door ons dialect voor de onder- vraagde mis: "Hoe nog aars?" Geen antwoord dus en wij in koor: "Je kont is paars!" Dat was een incident, meestal dolven wij het onderspit. De eerste lichting hongerkinderen kwam uit Den Helder. Ook wij kregen een logee, even ouder dan mijn zus en ik en een echte Helderse kraai, wat zeg ik, een haai was het! Haar zus was bij mensen in de buurt ondergebracht en was nog een graadje erger en bovendien nog scheel ook. We raakten ons gezag over zandbak, schommel en ander speelmateriaal volledig kwijt. In het geheim zwoeren we wraak en een nog kleiner buurjochie zei strijdlustig (de meisjes heetten Salm): "We selle die sallemejakkies wel krijge!" Het was en bleef natuurlijk een storm in een kopje water van een kinder- servies, maar toch. Toen de Heldersen weer waren vertrokken en een Amsterdamse invasie in aantocht was, hielden mijn ou- ders de boot af. Misschien om de opgedane ervaring, mo- gelijk ook omdat het gerucht ging dat het voornamelijk kinderen van NSB-ers waren, die natuurlijk allereerst overleven moesten. Het zal wel een loos gerucht geweest zijn, er was niks bijzonders aan ze te zien. Het waren kin deren zoals wij, maar hetzelfde euvel stak weer de kop op. Ze waren ons meestal de baas. Het ware mededogen met de hongerige stadskindertjes is dan ook nooit echt van de grond gekomen. 44 Historische Vereniging Texel Nummer 117, december 2015

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2015 | | pagina 46