Het materiaal hadden we in het dorp haast voor het grij-
pen. Het was de zee die ons dat verschafte. Er was slechts
een weinig geduld voor nodig om dat te bemachtigen.
We gingen dan krabben visschen. Als aas gebruikten we
daarvoor het vleesch van een stukgeslagen mossel, bon-
den dat aan een touwtje en wierpen het zoo in zee. In
den regel is er een heirleger van krabben aanwezig die
met grote gulzigheid op het aas aanvallen en het met hun
geweldige knijpers beetpakken. Gulzig van aard als krab
ben zijn, houden ze dat dus goed vast, geen vermoeden
koesterend dat het ons erom ging ze boven water te krij-
gen. We verzamelden de krabben in een bus of in een
emmer en bonden ze met een touwtje aan elkaar vast.
Daarbij maakten we natuurlijk wel kennis met hun
krachtige knijpers. En dat kriebelige goedje was dus be-
stemd om aan deuren opgehangen te worden.
Behalve die dingen, werden ook bloemetjes geplukt en in
kransjes gevlochten en dan bij deze en geene opgehangen.
Dat vlechten van bloemetjes was echter niets voor ons en
lieten we over aan de meisjes en de kleine kleutertjes.
Voor dag en dauw stonden we al op. En dan verzamel
den we ons. In grote troepen trokken we door het dorp,
zingend van:
Luilak, slaapzak, kermispop,
Stmt om negeti uren op
Negen uren halleftien,
Nag is de luilak niet te zien.
Hier en daar waren we muisstil, want in de buurt moest
daar het een en ander worden opgehangen. Als sluiproo-
vers zo stil waren we. Op sokken gingen we met de krab
ben of stekels in de hand naar den deurknop. In weinig
tijd was dat verricht en dan klonk het weer:
Luilak, slaapzak.
Achteraf bezien heb ik ook wel meegedaan aan ergerlij-
ker dingen. Als je echter de verhalen van ouderen hoort,
hoe die luilak hielden in hun jeugd, dan was ons bedrijf
nog maar kinderspel!
Toen hadden ze de gewoonte om midden in de nacht de
vensterluiken van alle woningen, die ze los konden krij-
gen, mee te nemen en ze in een bonte wanorde hier of
daar op een hoop te smijten. Het duurde soms heel lang
voor een ieder zijn rechtmatig eigendom terug had, want
veel luiken hadden dezelfde vorm, kleur en grootte en al-
leen de onderlinge afstand van de hengen en de duimen
verschilde.
Na al die vroege ochtenduren-emoties verkleedden we
ons's middags om als "ouwe beppies" langs de dorps-
straat te trekken. We omhingen ons met allerlei oude
kledingstukken: een oude jas van vader, een ouden hoo-
gen hoed op of een kaasbolletje, een ouden broek aan en
meestal een stuk vitrage van een oud gordijn voor het
gezicht om niet herkend te worden. Evenals toch met het
Sunderklaas speulen was het gewenscht dat je niet her
kend werd. Natuurlijk waren we gewapend met een stok,
of rinkelden we een oude emmer of een blik achter ons
aan. Als "ouwe beppies" liepen we gebogen, steunend op
onze stok, om dan plotseling een uitval te doen naar de
kleine kinderen die ons jouwend van "ouwe beppie,
ouwe beppies" achterna liepen. Na zo'n uitval stoof heel
de kinderschaar uiteen. Ons doel was bereikt, we hadden
schrik en ontzetting gebracht!
Er waren er ook die zich als vrouwen verkleedden. Een
oude rok en jak van moeder en een hoed uit het jaar nul
bewezen dan goede diensten. In plaats van een stuk gor
dijn voor ons gezicht, grimeerden we ons ook wel met
roet.
Het was niet anders dan de kleine kinderen de gelegen-
heid te geven de "ouwe Beppies" uit te jouwen en schrik
onder de kinderschare te brengen. Iedere zaterdag voor
Pinksteren loopen de jongens op Texel rond als "ouwe
Beppies", een echt leuk Luilakvermaak dat alleen de
Tessels jeugd kent. Wat er aan ten grondslag ligt, zou ik
niet zoo precies kunnen zeggen. Vermoedelijk moest het
oude, de nasleep van de winter verdwijnen. Nieuw le-
ven dreef dan de spot met het bijna afgedane machtige
van de winter. Maar zo nu en dan verhief de winter nog
zijn grillige macht en dan huiverde het jonge, opbloei-
ende leven.
En dan volgden ook nog de Pinksterbruid en Bossiesdag
op Pinksterendrie: dagen vol Pinksterkindervreugde,
met onder andere het ieder jaar terugkeerende
Pinksterdrie-gevecht in het Doolhof tusschen de jongens
van Skil (de Skilder bokke) en die van Burg (de
Steketrekkers).
Ingekort fragment uit Pinksterkindervreugde door
W.J. Mets, verschenen in Ons eigen tijdschrift,
maandblad van Van Houten Cacao, 1923 biz 252 t/m 254.
Nummer 117, december 2015
Historische Vereniging Texel
23