De bestuurlijke geschiedenis van Texel Arthur Oosterbaan
De bewoners van Texel zijn altijd bestuurd en ik vermoed zomaar dat de meeste Texelaars altijd behoorlijk ontevreden zijn geweest
over de boven hen gestelde bestuurders. In de loop der eeuwen is wel veel veranderd in dat bestuur en over dit op het eerste gezicht
saaie onderwerp is heel wat aardigs te vertellen. Ik ga er met zevenmijlslaarzen doorheen en het verhaal begint ten tijde van het
Romeinse rijk.
De oudste beschrijving van het waddengebied en bewo
ners komt van Plinius, een Romeinse militair die rond
het begin van de jaartelling deelnam aan een expeditie
om te onderzoeken of het een goed idee was om
Germania van de Rijn tot aan de Elbe te veroveren. Texel
hoorde bij dat gebied en werd bewoond door een
Germaanse stam, die de Romeinen Frisii noemden. In het
rapport van Plinius staat een nogal smalende beschrij
ving van de bevolking in onze streken. Bij hoogwater le-
ken het schipbreukelingen die zich moesten terugtrekken
op zelf opgeworpen heuveltjes, en met laagwater hielden
ze zich in leven met de vissen die de zee op het onderge-
lopen land had achtergelaten. En dan wilden deze stak-
kers niet eens deel uitmaken van het machtige Romeinse
rijk! Zo sneerde Plinius. Na een serie mislukte pogingen
om Germania te veroveren trokken de Romeinen zich in
50 na Christus terug tot de Rijn en met de Frisii werd een
handelsverdrag gesloten. Ze moesten onder andere run-
derhuiden leveren aan de Romeinen.
De Frisii waren half-nomadische veeboeren en vissers,
die naast in huiden ook in vlees, kaas, vis, wol en zout
handelden. Ze werden bestuurd door stamoudsten. In de
praktijk waren dat de representanten van enkele voor-
name families, de edelingen. Daarnaast waren er vrijen
en horigen, maar die hadden niets te vertellen. De stam
oudsten kwamen bij elkaar in een volksvergadering of
ding, waar besluiten genomen werden en ook recht ge-
sproken werd. In tijden van oorlog kozen ze een koning,
een militair bevelhebber met grote volmachten, soms ge-
zamenlijk met naburige stammen. Als de oorlog gewon-
nen was, werd de koning overladen met geschenken en
daarna trad hij af. Er was geen erfopvolging.
De ene Fries is de andere niet. Na de instorting van het
Romeinse rijk vestigden zich andere Germaanse stam
men in het waddengebied, die zich ook Frisii gingen noe-
men. In de vroege Middeleeuwen waren deze nieuwe
Friezen een machtig handelsvolk, met contacten in het
hele Noordzeegebied en ver daarbuiten. Ze bewoonden
de kuststreek van de Weser tot de Schelde en heersten
ook over Utrecht. In de achtste eeuw werden ze bedreigd
door de vanuit het zuiden oprukkende Franken, een an-
der Germaans volk. Bekende Friese koningen die tegen
de Franken streden waren Aldgisl en Redbad. De
Frankische veldheer Karel Martel wist de Friezen te ver-
slaan in 734, na de dood van Redbad. Frisia werd een
graafschap van het Frankische rijk, verdeeld in gouwen,
waarvan Texla er een was. Rondtrekkende zendelingen
zoals Willibrord bekeerden de bevolking tot het
Christendom.
Een graaf of leenheer was eerst een soort ambtenaar van
de Frankische koning, die voor bewezen diensten be-
loond werd met een gebied dat hij in leen kreeg om te be-
sturen. Als een graaf stierf, volgde een zoon hem op. Met
andere woorden, het feodalisme werd ingevoerd. De
graaf benoemde voor de gouwen rentmeesters, meestal
getrouwen uit de lokale bevolking. Zo kwam er ook op
Texel een rentmeester of baljuw van de graaf.
Na de dood van Karel de Grote, de kleinzoon van Karel
Martel, in 814, werd het grote Frankische rijk in drieen
gesplitst, en daardoor verzwakt. Frisia hoorde bij het
middelste Lotharingse rijk, een bizar langwerpig konink-
rijk dat tussen Frankrijk en Duitsland lag en tot noord
Italie liep. Om zich te handhaven tussen zijn machtige
buren haalde koning Lotharius hulp binnen van Deense
warlords, waar de Friezen nog altijd goede banden mee
hadden, ook al waren ze heidens. In de hele negende
eeuw kwamen de Scandinaviers op bezoek, soms als be-
hulpzame vazallen van het gezag, soms als vredelie-
vende handelaars, soms als woeste plunderaars.
Waarschijnlijk zijn deze Vikingen ook op Texel geweest.
Het Lotharingse rijk was geen blijvertje en Frisia werd in
de tiende eeuw een graafschap van het Heilige Roomse
rijk der Duitse natie. De Vikingen werden verdreven of
geassimileerd, en de hele bevolking werd gekerstend.
Vanaf het einde van de tiende eeuw had de graaf van
Frisia in een groot deel van zijn gebied, het stuk ten oos-
ten van de Zuiderzee en het Vlie (het zeegat tussen
Vlieland en Terschelling) niets te vertellen. De hoofdelin-
gen, een klasse van rijke boeren, hadden daar de macht
gegrepen. In het Friese moerasland was het praktisch on-
mogelijk om met een Middeleeuws leger die opstandige
boeren tot overgave te dwingen. Vanaf 1100 ging de
graaf van Frisia zich graaf van Holland noemen, zonder
overigens de aanspraken op Friesland tot aan de Eems
op te geven.
Eeuwenlang was er een slepende oorlog tussen de
Hollanders en de Friezen. Zo werd in 1280 het oude Den
Hoorn op Texel verwoest in een hit en run-actie door een
bende Friese "Likedelers". De Hollanders deden verge-
lijkbare dingen aan de Friese kant. In 1345 sneuvelde de
Hollandse graaf in de slag bij Warns in Gaasterland.
Daarna werd alle Friese bezit ten westen van het Vlie
door Holland ingepikt, ook dat van Friese kloosters. Het
22
Historische Vereniging Texel
Nummer 116, September 2015