Aan de Texelse oostkust was het landschap eeuwen lang getekend door dijkdoorbraken en dijkwerkzaamheden, zoutschade en res-
tanten van eeuwenoude wierdijken. Sporen daarvan zijn nog steeds zichtbaar. Theo Goedvriend, 1916 in particuliere collectie
toe, waardoor de dijken nog meer te lijden kregen. Het
systeem van verhoefslaging van het dijkonderhoud - ie-
dere boer verantwoordelijk voor het onderhoud van z'n
eigen dijkvak - was niet bevorderlijk voor de kwaliteit
daarvan. Dit moest wel tot dijkbreuken en overstromin-
gen leiden. En dat gebeurde. De dijkbreuken volgden el-
kaar in rap tempo op. Daarbij ontstonden diepe gaten
waar het binnendringend zeewater doorheen raasde. Zo
ontstonden Weegeswaal en alle andere weeltjes. Bij her-
stel van de dijk werd in dergelijke gevallen vaak buite-
nom het doorbraakgat een nieuwe dijk aangelegd.
In 1559 waren gaten geslagen in de Texelse zeedijk tot
wel 12 m diep en met een diameter van 50 m. Iedere dijk-
doorbraak en overstroming deponeerde zout sediment
en zeewater in de getroffen polders, in 1560 waren er 30
walen achter de zeedijk. Een van de waaltjes die tijdens
de Pontiaansvloed in 1552 ontstond, is Weegeswaal.
Daar, en ook bij andere weeltjes, zijn nog steeds zoutin-
vloeden zichtbaar. Zo groeit op de begraasde dijk rond
Weegeswaal al eeuwen lang Engels gras, Diekblomme op
zijn Texels, rond het water vinden we zilte rus en melk-
kruid en in het water kamfonteinkruid, allemaal zoutto-
lerante planten.
Via ebsluizen met houten sluisdeuren werd bij laag water
overtollig oppervlaktewater vanuit de polders gespuid
op de Waddenzee. Zulke ebsluizen bleven tot in de 20e
eeuw op Texel in functie en lekten altijd. Door dijkdoor
braken, de nauwelijks ontzilte polders en het brakke op
pervlaktewater floreerde het binnendijkse brakwater mi
lieu. Dat was ingesteld op een sterk fluctuerend
zoutgehalte. Zo werd groot zeegras, normaliter een in
buitendijkse kustwateren groeiende plant, in 1833 in de
gracht van de Schans verzameld en tot 1975 groeide het
nog in de dijksloot nabij de Molen van't Noorden.14
Tijdens perioden met hoge waterstanden buitendijks kon
niet gespuid worden en daardoor stonden sommige pol
ders, zoals Waalenburg en't Hoornder Nieuwland 's
winters blank. Zo voeren na een dijkdoorbraak in 1825
bruiloftsgasten met bootjes vanaf Den Hoorn naar Den
Burg, dwars door de Hemmer.
Om het overtollige oppervlaktewater kwijt te raken, ston
den op strategische plekken grote watermolens en klei-
nere weidemolens. Sommige, zoals de molens van
Waalenburg en de P.H. Polder, werden in de 20e eeuw
vervangen door een gemaal. Het agrarisch bedrijf was
eeuwenlang aangepast aan die natte polders. Water- en
rietland diende voor riet- en ruigtewinning, de vochtige
hooilanden werden tot in de 20e eeuw jaarlijks gehooid,
er werden eieren geraapt en er werd gejaagd.
Prodromus Florae Batavae
Nummer 116, September 2015
Historische Vereniging Texel
13