de bewoners van Schilderend 3. Samen kregen ze nog
een zoon, Bence. In 2009 gingen David en Eva uit elkaar.
Tegenwoordig heeft David een relatie met de Texelse
Leonie van Schaik, die een opleiding in de paardenhou-
derij heeft voltooid. Ze wonen op Akenbuurt op de paar-
denboerderij "Betwiste Rust" (v/h Aloysiushoeve) die in
2013 werd gekocht van Arie en Nel Brans. Onder de
hoede van Leonie worden hier ruim 20 pensionpaarden
gestald en verzorgd.
DAP Texel in de 21e eeuw
Het aantal melkveehouderijen is sterk teruggelopen
waarbij de blijvers steeds groter zijn geworden. In 2014
zijn er nog ruim 40 bedrijven die melk leveren. Deze
melk-leverende bedrijven zijn verplicht te werken met
een BBP (BedrijfsBehandelPlan) anders mag men geen
melk leveren. De dierenartsen spelen een belangrijke rol
in dit BBP. Het aantal runderen is behoorlijk op peil ge
bleven. In totaal zijn er op Texel nog ongeveer 11.000
stuks rundvee, waaronder een aanzienlijk aantal zoog
koeien en vleesstieren.
De rentabiliteit van de schapenhouderij is steeds meer
onder druk komen te staan en de hoeveelheid werk voor
de dierenartsen in dit onderdeel van de praktijk is afge
nomen. In de tijd van Jan Willem Roeloffs was sprake
van omstreeks 40.000 schapen (ooien) op Texel. Nu zijn
dat er een 14 a 15.000. De groei van de praktijk komt te
genwoordig uit het behandelen van gezelschapsdieren
en uit de omzet van de balieverkoop (diervoeder, verzor
gingsproducten zoals vlooienbestrijdingsmiddelen) in De
Woelige Hoek.
De psychologenpraktijk van psycholoog Jeroen van der
Berg verhuisde omstreeks 2000 en de vrijkomende
ruimte nam DAP Texel zelf in gebruik. De praktijk is in
middels de hele dag geopend (08.00 - 18.00 uur).Petra
Zoetelief en Elles van Hoogen zijn al lang vertrokken en
daarvoor in de plaats kwamen meerdere part-time mede
werksters. De belangrijkste zijn Karin Scholten, Cathelijn
Makelaar, Kelly Geus, Sonja Bakker, Monique Vu en
Marnie Mevius. Alle consulten voor gezelschapsdieren
vinden nu plaats op afspraak.
DAP Texel heeft een aantal jaren een beroep kunnen
doen op dierenarts Frank Gorter, woonachtig op
Scholleboe aan de Westerweg. Frank deed avond- en
weekenddiensten en werd ook ingezet voor de dagelijkse
werkzaamheden in de landbouwhuisdierenpraktijk.
Inmiddels is Frank gestopt met zijn werk voor DAP Texel
en is hij druk met een eigen bedrijf.
De mond-en klauwzeer uitbraak in Nederland (omge
ving Olst, Veluwe) van 2001 betekende een belangrijke
verandering voor de praktijk. Na die epidemie werd de
regelgeving wat betreft het transport van herkauwers en
varkens sterk aangescherpt. Bedrijven die dieren aan
voerden, gingen voor een langere periode "op slot". Men
kreeg te maken met allerlei beperkingen wat betreft de
verkoop van dieren nadat er aanvoer was geweest. Dat
was vooral voor schapenhouders bijzonder lastig.
Wanneer dieren naar de dierenarts werden getranspor
teerd voor een verlossing, keizersnee of andere ingreep
en daarna weer terug naar het bedrijf gingen, werden ze
daar dus opnieuw "aangevoerd", want ze waren ergens
anders geweest en konden besmet zijn geraakt.
Vervolgens ging voor het hele bedrijf een quarantainepe
riode gelden van drie weken. Begrijpelijk dat veehouders
dit niet wilden. Vanaf het voorjaar van 2001 was het be
handelen van landbouwhuisdieren in het praktijkge
bouw aan de Keesomlaan daarom verleden tijd. Alle in
grepen, ook de verloskundige, vonden voortaan plaats
op de bedrijven van de veehouders. Dat was een behoor
lijke belasting voor de dierenartsen,omdat destijds in het
aflamseizoen nog ongeveer 400 keizersneden bij schapen
werden uitgevoerd. Gelukkig kwam in de stamboekfok
kerij van de Texelse schapen een kentering. Het fokdoel,
een niet te groot, "vierkant" Texels schaap, met een spre
kende kop en weinig nek, werd bijgesteld. De Texelaar
moest een ruimer dier worden met veel minder aflam-
problemen. Het stamboekbestuur wilde af van de vele
keizerssneden bij het Texelse schaap. Het gevolg van die
bijstelling van het fokdoel was dat het aantal keizerssne-
den bij schapen aanzienlijk terugliep, tot op dit moment
nog een kleine 100 per seizoen.
De schapenhouderij kende rond 2000 een belangrijke
ontwikkeling waar de dierenartsen nauw bij betrokken
waren. Het was bekend dat de problemen rond BSE
("gekke koeienziekte", een hersenaandoening bij rund
vee) nauw verband hielden met scrapie (een hersenaan-
doening) bij schapen. Onvoldoende verhit destructiema-
teriaal, fcomstig van o.a. aan scrapie gestorven schapen,
leverde diermeel op met daarin mogelijk de nog steeds
actieve ziekteverwekker (een "prion") van de scrapie. Dit
diermeel werd verwerkt in rundveevoer en bij runderen
kon zich hierdoor de aandoening BSE (Bovine
Spongiforme Encephalopathy) ontwikkelen, een hersen-
aandoening vergelijkbaar met scrapie, ook wel "gekke
koeienziekte" genoemd. Vlees van koeien lijdende aan
BSE vormde weer een gevaar voor de vleesetende hu
mane consument. Die liep na het eten van besmet vlees
een (weliswaar zeer klein) risico om een met scrapie en
BSE vergelijkbaar, dodelijk ziektebeeld (eveneens met
hersenafwijkingen) te ontwikkelen, de variant
Creutefeldt Jacob Disease (vCJD).
Het ministerie van LNV gaf dierenarts Piet Vellema van
de Gezondheidsdienst voor Dieren opdracht om te on
derzoeken hoe scrapie bij schapen kon worden uitge
roeid om zo ook de kans op het ontwikkelen van vCJD
bij de mens te minimaliseren. Vellema zocht uit hoe het
zat met de genetische gevoeligheid bij schapen voor scra-
pie. Het bleek dat dieren die ongevoelig waren voor de
verwekker van scrapie een bepaalde genencombinatie
hadden die vastgesteld kon worden via bloedonderzoek.
De overheid verplichtte daarop de schapenfokkers om in
Nummer 114, maart 2015
Historische Vereniging Texel
25